gemeente Breda sr-inrr? nr. 279f De Raad der gemeente Breda; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; Gelet op de artikelen 272, aanhef en onderdeel h, en 277 eerste lid, aanhef en onderdeel b, ten eerste, van de gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invordering van marktgeld. Artikel 1 Onder de naam marktgeld wordt in deze gemeente een recht geheven voor het gebruik maken van standplaatsen op de voor de openbare dienst bestemde, als marktterrein aangewezen plaatsen. Artikel 2 Het marktgeld bedraagt per markt, per dag of gedeelte van een dag: 1. voor het op kramen, tafels en dergelijke inrichtingen of anderszins uitstallen of ten verkoop voorhanden hebben van waren, goederen en andere voorwerpen van handel, voor elke in de lengterichting gemeten strekkende meter, of een gedeelte daarvan ingenomen marktruimte: - bij een diepte van 2 meter of minder f. 2,35 - voor iedere meter diepte meer of een gedeel te daarvan, verhoogd met f. 2,35 2. voor zogenaamde standwerkers, indien niet meer dan 2m2 marktruimte in beslag wordt genomen f.11,80 voor iedere m2, of een gedeelte daarvan, daarboven f. 2,3 5 Artikel 3. Het marktgeld is bij wege van kwitantie verschuldigd door hem, die van een standplaats, als bedoeld in artikel 1, gebruik maakt De betaling moet geschieden aan de marktmeester, aangewezen voor de inning van het marktgeld bij of gedurende de inneming van de standplaats. Voor elke aan hem gedane betaling geeft de marktmeester een bewijs van ontvangst af van een door burgemeester en wethouders vast te stellen model. Dit bewijs van betaling moet door belastingplichtige ten alle tijde op eerste aanvraag worden vertoond aan de marktmeester, de ambtenaren van politie, alsmede aan de door burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1403