aan de raad der
gemeente Breda
gewijzigd exemplaar
nr. 300
Voorstel van burgemeester en
wethouders tot het afgeven van
vijf subsidiebeschikkingen in het
kader van een experimentele
overgang naar budget-subsidiëring.
WIz/897009435
INLEIDING
Bij de behandeling van de subsidieverordening Welzijn 1987
heeft Uw raad o.m. aangedrongen op een herbezinning op het tot
nu toe gepractizeerde subsidiebeleid. Een nieuw subsidiebeleid
zou
- meer inzicht moeten bieden in de resultaten van de subsidie;
- minder en eenvoudiger regelgeving moeten omvatten;
- meer eigen verantwoordelijkheid leggen bij het particulier
initiatief;
- uiteindelijk meer beleidsinhoudelijke invloed bij de
overheid moeten leggen.
Tegen deze achtergrond hebben wij een project doen starten dat
op experimentele wijze zou moeten leiden tot een vorm van
budget-subsidiëring voor een aantal instellingen in de
Welzijnssector. Het eerste resultaat van dat project wordt
hierbij aan U voorgelegd.
Bij dit begin met budget-subsidiëring wordt voorgesteld op
verschillende punten af te wijken van de in 1987 door Uw raad
vastgestelde subsidieverordening Welzijn. Daarom menen wij dat
het wenselijk is de nieuwe subsidiebeschikkingen voor de
experimentele periode door Uw raad te doen vast stellen.
DE UITWERKING VAN HET PROJECT
In het project budget-subsidiëring werden aanvankelijk de
volgende gesubsidieerde instellingen betrokken:
- de Stichting Onderwijsbegeleidingsdienst;
- de Stichting Ouderenwerk;
- de Stichting Vertizontaal;
- de Stichting Instituut voor Maatschappelijk Werk;
- de Stichting Valkenhorst;
- de Stichting Zwembaden;
- de Stichting Stedelijk en Bisschoppelijk Museum.
Met deze instellingen werd de afspraak gemaakt dat zij in de
eerste fase van het proces een beschrijving zouden geven van de
door hen in 1990 te leveren prestaties c.q. diensten (in het
navolgende aangeduid als hun "productbeschrijvingen"). In de
volgende fase zouden met de productbeschrijvingen als
uitgangspunt de financiële randvoorwaarden worden vastgelegd en
de subsidiebeschikkingen worden opgesteld.
In verband met het feit dat voor de Stichting Stedelijk en
Bisschoppelijk Museum, gewerkt werd aan een nota waarin het