gemeente Breda
rSOÖK
bijlage 1
Experiment inplaatsingsbeleid
1. Voor 30% van het bezit van elke woningbouwvereniging wordt gedurende
een jaar van 1-1-1990 tot 1-1-1991 bij het toewijzen van woningen
gewerkt met complexgebonden inplaatsingsbeleid. Bij deze 30% zijn niet
begrepen de woningen van de Woningbouwvereniging Volkshuisvesting in
Geeren-Noord en Driesprong, waar met toestemming van het gemeente
bestuur reeds langer met complexgebonden inplaatsingsbeleid gewerkt
wordt; deze praktijk kan, los van het eenjarige experiment, vooralsnog
worden gehandhaafd.
Welke woningen onder de 30% vallen wordt vastgesteld door de desbetref
fende woningbouwvereniging.
2. Het complexgebonden inplaatsingsbeleid voor de onder punt 1 bedoelde
30% houdt in:
A. Voor het toewijzen van woningen uit een bepaald complex zal door
de SWB aan de desbetreffende woningeigenaar een lijst met kandi
daten worden verstrekt, die zoveel kandidaten bevat als het aantal
woningen dat op grond van mutaties in dat complex naar verwachting
in drie maanden leeg zal komen.
B. De kandidaten voor de lijsten als hiervoor bedoeld worden door de
SWB geselecteerd aan de hand van de woonwensen van de woning
zoekende, de norm huishoudengrootte/woninggrootte en de norm
huur/inkomen; van deze groep worden de meest urgente genomen.
C. Het complex woningen waarvoor kandidatenlijsten als hiervoor
bedoeld worden aangeleverd betreft het bezit van één eigenaar in
één buurt/wijk.
D. De woningbouwvereniging is verplicht om alle personen op de lijst
binnen drie maanden aan een woning in het desbetreffende complex
te helpen; welke woning aan welke woningzoekende wordt aangeboden
is ter beoordeling van de woningbouwvereniging.
3. Voor 70% van de woningen van de woningbouwverenigingen is er geen
sprake van complexgebonden inplaatsingsbeleid; bij deze woningen vinden
de voordrachten en de toewijzingen dus uitsluitend plaats op de wijze
zoals die is vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente
en woningbouwverenigingen en statuten van de SWB, conform de regels
zoals neergelegd in de woonruimteverordening.
4. Om zwaarwegende redenen kan een woningbouwvereniging besluiten om een
kandidaat van een kandidatenlijst niet in het bij die kandidatenlijst
behorende complex te plaatsen. Deze redenen hebben betrekking op:
A. woonverleden kandidaat in relatie tot reeds gehuisveste bewoners:
met betrekking tot geluidsoverlast
met betrekking tot vervuiling
met betrekking tot andere overlast