nr. 309
Het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften.
De commissie heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid van
appellante vastgesteld dat het beroep met redenen is omkleed, is
ingesteld bij het daartoe bevoegde orgaan en binnen de in ge
noemde verordening daarvoor gestelde termijn. De commissie advi
seert derhalve om appellante in haar beroep te ontvangen.
Ingevolge de Regeling voor de behandeling van de bezwaar- en
beroepschriften, zijn zowel appellante als het verwerend orgaan
gehoord door de commissie voor bezwaar- en beroepschriften tij
dens een op 1 juni 19S9 gehouden hoorzitting, waarvan het pro
ces-verbaal is bijgevoegd.
Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van de in beroep
aangevoerde argumenten heeft de commissie het navolgende over
wegen
ad a
De afwijzing van de gevraagde subsidie zou volgens appellante in
strijd zijn met zowel de intentie als de tekst van de ministe
riële regeling en de Subsidieverordening Woonconsumenten.
Met de ministeriële regeling wordt bedoeld de "Regeling bijdra
gen aan gemeenten ten behoeve van woonconsumenten" dd. 16 decem
ber 19S5. Deze regeling laat - de naam zegt het al - zien, onder
welke voorwaarden het rijk bereid is om aan gemeenten financiële
bijdragen te verstrekken. De regeling heeft formeel slechts
betekenis in de relatie tussen het rijk en de gemeenten. Anders
gezegd: woonconsumentenorganisatieskunnen aan deze regeling
niet rechtstreeks rechten ontlenen. De Staatssecretaris heeft in
deze regeling slechts een beperkt aantal randvoorwaarden willen
geven met als uitgangspunt, dat de verantwoordelijkheid van de
gemeenten m.b.t. de besteding van deze bijdragen zoveel mogelijk
onaangetast diende te blijven. Aan deze eigen gemeentelijke
verantwoordelijkheid is in Breda invulling gegeven door de vast
stelling van de Subsidieverordening Woonconsumenten.
Noch in de ministeriële regeling, noch in de gemeentelijke veror
dening wordt in de tekst met zoveel woorden gerept over de moge
lijkheid om subsidie te verkrijgen voor het laten verrichten van
een haalbaarheidsonderzoek. Het argument, dat de afwijzende
subsidiebeschikking in strijd zou zijn met de tekst van deze
regelingen, kan derhalve geen doel treffen. Het is echter wèl de
intentie van beide regelingen, om de subsidiëring van bijvoor
beeld haalbaarheidsonderzoeken mogelijk te maken. Dit voorbeeld
wordt met name genoemd in de circulaire van de Staatssecretaris
dd. 16 december 1985 (85-36), alsmede in de gemeentelijke noti
tie woonconsumenten. Dit betekent echter geenszins, dat elk
verzoek van een woonconsumentenorganisatie om subsidiëring in de
kosten van een haalbaarheidsonderzoek ook zonder meer voor hono
rering in aanmerking komt. Wellicht is appellante van deze ver
onderstelling uitgegaan. Deze aanname berust echter op een mis
verstand, wat mogelijk in de hand kan zijn gewerkt doordat in de