- 2 - nr. 310 A. De argumenten die door de SBH worden gehanteerd ten behoeve van de aanvraag De argumenten van de SBH zijn zowel ontleend aan bijgaande stukken als aan hetgeen door de SBH naar voren is gebracht tijdens het reguliere periodieke overleg van de wethouder volkshuisvesting met de SBH. 1. Er is een sterk verloop onder de vrijwilligers voor het uitvoerende werk, onder andere door het krijgen van betaald werk. Het is daarnaast moeilijk om nieuwe vrijwilligers te werven. Het functioneren van de SBH is echter wel afhankelijk van de inzet van voldoende vrijwilligers. 2. De bestuursleden van de SBH zijn eveneens vrijwilligers maar zijn bovendien sterk betrokken bij het uitvoerende werk; enkele van de meest actieven zullen om redenen die buiten de SBH liggen waarschijnlijk op korte termijn vertrekken. 3. Het aantrekken van vrijwilligers kent de volgende problemen: - kwaliteit: werken op stedelijk niveau vraagt behalve andere kennis in de regel ook meer kennis en overzicht op het terrein van de volkshuisvesting, dan werken op buurtniveau. Mensen met een dergelijk kennisniveau zijn nauwelijks of niet te vinden in het vr i jwi11igersbestand - de vereniging kan vrijwilligers nu eenmaal niet door middel van betaling aan zich binden. Aantrekkingskracht voor het werken van vrijwilligers in een dergelijke organisatie kan echter wel bestaan in het ontvangen van vorming/scholing. Een dergelijk pluspunt kan echter niet worden uitgenut omdat nu de ene vrijwilliger de andere moet scholen; er is in dat opzicht geen aantrekkelijk kennissur- plus B. Het belang van de gemeente bij een en ander 1. De gemeente steunt, inhoudelijk en financieel, het bestaan van een lokale overkoepelende bewonersorganisatie in de SBH. Tot op heden is hiervoor uit het woonconsumentenfonds een totaal bedrag aan subsidies van 38.000,30.000,voor 1989 en 8.000,voor aanloopkosten in 1988) toegekend. Gezien de voortgaande decentralisatie van de volkshuisvesting, blijft een goed functionerende lokale woonconsu mentenorganisatie, met het oog op de kwaliteit van de besluitvorming in de volkhuisvesting, onverminderd van belang. In dit verband wordt met nadruk verwezen naar hetgeen hierover is opgenomen in het recent overeengekomen regeerakkoord waar, met betrek king tot de uitgangspunten voor de verdeling van verantwoordelijkheden en risico's in de volkshuisvesting, wordt gesteld dat: "....plaatse lijke woonconsumentenorganisaties worden erkend als zelfstandige bij de volkshuisvesting betrokken partijen. (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, nr. 21.132, nr 9, blz. 41).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 1573