aan de raad der gemeente Breda nr. 33 Voorstel van burgemeester en wethouders tot het ongegrond verklaren van het door Mr. M.J.L. Sichtars ingestelde beroep tegen de weigering van een tweetal stand plaatsvergunningen in de binnenstad. BJZ/896801078 Bij brief van 17 oktober 1988, ontvangen op 18 oktober 1988, heeft Mr. M.J.L. Sichtars namens de heer Y. Kohen te Raamsdonk- veer, beroep bij uw raad ingesteld tegen het besluit van ons college van 23 september 1988 tot weigering van een tweetal standplaatsvergunningen ten behoeve van de verkoop van schilde rijen, tekeningen en dergelijke in de binnenstad, te weten op de volgende lokaties: 1. hoek Karrestraat-Ridderstraat-Eindstraatvóór de openbare bibliotheek; 2. Ginnekenstraatgedeelte gelegen tussen de zijstraten Bleekstraat en Doelsteeg. Het beroep is ingesteld binnen de hiervoor in artikel 4, lid 4 van de Algemene politieverordening 1978 gestelde termijn van 30 dagen. Appellant is daarom in zijn beroep ontvankelijk. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 6 van de APV, is appellant in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de commissie Algemene Zaken in haar vergadering d.d. 9 maart 1989. Het proces-verbaal van deze hoorzitting is bijgevoegd. Het ingestelde beroep kan als volgt worden samengevat: 1. het op grond van de Nota Standplaatsen door burgemeester en wethouders gehanteerde vergunningenstelsel met betrekking tot vaste verkoopstandplaatsen is in strijd met de drukpersvrij heid ex artikel 7 van de Grondwet; 2. de hoek Karrestraat-Ridderstraat-Eindstraat heeft eerder de vorm van een plein dan van een smalle straat, zodat er vol doende doorgang voor voetgangers overblijft; 3. door appellant wordt op de betreffende lokaties gedurende een tweetal jaren feitelijk straathandel uitgeoefend, hetgeen door de autoriteiten wordt gedoogd. Ten aanzien van het ingestelde beroep merken wij het volgende op. Ad 1. Vergunningenstelsel vaste standplaatsen voor straathandel Voor het innemen van een standplaats in de uitoefening van straathandel is een vergunning van burgemeester en wethouders vereist, op grond van het bepaalde in artikel 24 van de APV. Het door burgemeester en wethouders te voeren beleid met betrekking tot standplaatsvergunningen is neergelegd in de door uw raad op 16-11-1978 vastgestelde Nota Standplaatsen (in werking getreden op 1-1-1980)

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 215