gemeente Breda
PROCES-VERBAAL van de hoorzitting, welke op 9 maart 1989 is
gehouden ten overstaan van de Commissie Algemene Zaken en
Openbare Orde en Veiligheid, in het kader van de behandeling
van het beroepschrift tegen het besluit van burgemeester en
wethouders d.d. 23 september 1988 tot weigering van een
tweetal standplaatsvergunningen in de binnenstad.
Aanwezig: burgemeester F.M. Feij
mr. P.I.M. van den Wijngaart
mw. M. Martens
- voorzitter
- secretaris
- afd. BJZ
commissieleden
A.W. Koekkoek
L.J. van Buitenen
mw. J. Wouters-Kootstra
mw. IJ. den Ouden-Jansen
J.P.W.A.A.M. Taks
mw. L. van Beusekom-Nix
M. Boshart
N. Garritsen
PvdA
PvdA
CDA
CDA
WD
WD
LISA
PSP
mr. M.J.L. Sichtars
Y. Kohen
- gemachtigde, van
advocatenkantoor
Janse Gerritse
Mannaerts
- appellant
De voorzitter opent de hoorzitting en geeft het woord aan de
heer Sichtars.
Dhr. Sichtars licht het op 17 oktober 1988 namens dhr. Kohen
ingediende beroepschrift als volgt toe:
Ten aanzien van standplaatsen mogen door het gemeentebestuur
regels worden gesteld met betrekking tot:
de openbare orde en de (verkeers-)veiligheid. Deze vloeien
voort uit de bevoegdheid ex art 168 Gmw.
de handhaving van een bepaald minimum niveau aan consump
tieve voorzieningen ter plaatse (Vz. AR 14-10-1983, NJAB
1984, 96-Anker Kamerik; AR 9-12-1983, NJAB 1984, 97-Spies
Tiel; Vz. AR 10-4-1986, KG 1986, 352- Van Drunick Broek
en Waterland)
Niet is toegestaan regelgeving met betrekking tot:
- het systeem van de hoogste bieder Vz.AR 19-2-1985, NJAB
1985, 565 (Van Zanten Weert)
- het behoefte-criterium AR 25-3-1983, NJAB 1984, 94 (Kuyer-
Utrecht