nr. 78
"Düsseldorfse" kerstsfeer te kreëren. In het kader van evene
menten komt het meermalen per jaar voor, dat verkoopaktiviteiten
op openbare gemeentegrond plaatsvinden. Konkurrentieverhoudingen
mogen hierbij geen rol spelen, omdat aanvragen voor dergelijke
evenementen alleen mogen worden getoetst aan openbare orde-as-
pekten; de van kracht zijnde bepalingen in de Apv staan immers
in het hoofdstuk Openbare Orde. Uit uitspraken van de Afdeling
rechtspraak van de Raad van State blijkt, dat bij afwezigheid
van belangen op grond van openbare orde andersoortige belangen
geen zelfstandige grond tot het weigeren van vergunning kunnen
opleveren
Ons college heeft niet anders kunnen handelen, dan de aanvraag
te beoordelen in het licht van de openbare orde. In dat licht
bezien stuitte inwilliging van het verzoek niet op bezwaren.
Konkurrentie-overwegingen zijn doelbewust en naar onze mening
terecht buiten beschouwing gebleven.
M.b.t. de marktvorming (ad. 2).
Hier doet zich in de eerste plaats de vraag voor, wat in dit
verband onder het begrip "markt" dient te worden verstaan. Noch
uit de wet, noch uit jurisprudentie zijn hiervoor eenduidige
kriteria af te leiden. Enig houvast kan wellicht worden gevonden
in het standpunt van de Commissie ontwikkeling Markthandel van
het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Deze stelde in 1973 in een
aan de VNG aangeboden rapport, dat van een markt sprake is in
dien er zeven of meer standplaatsen zijn, die zijn gelegen aan
de openbare weg, waar publiek vrij kan rondlopen. Voorts dient
er te zijn een centraal beheer van het terrein, een meervoudig
aanbod van artikelen alsmede onderlinge konkurrentie van een
aantal deelnemers in de kleinhandel. Bovendien, zo is uit
jurisprudentie af te leiden, moet de markt in principe op
geregelde tijden en op dezelfde plaats worden gehouden. De
commissie deed destijds de aanbeveling om het begrip markt nader
te omschrijven in de gemeentewet. Zover is het nimmer gekomen.
Ook het ontwerp van de nieuwe gemeentewet zwijgt hierover.
Naar onze mening voldeed de Kersthappening niet aan de hierboven
vermelde kriteria en kan zij derhalve niet als markt in boven
bedoelde zin worden aangemerkt.
Wat hier echter ook van zij, belangrijker in dit verband is
wellicht dat de Afdeling rechtspraak van de Raad van State blij
kens een uit 1985 daterende uitspraak van oordeel is, dat de
artikelen 178 en 229 van de gemeentewet slechts gelden voor van
gemeentewege georganiseerde markten. Indien van particuliere
zijde, zoals in casu, een markt wordt georganiseerd, is daarvoor
geen raadsbesluit ex artikel 178 nodig. Wèl een vergunning inge
volge de Algemene politieverordening. Onder ad. 1 hebben wij
reeds aangegeven dat de veroordeling van de vraag of een derge
lijke vergunning al dan niet kan worden verleend, uitsluitend
kan plaatsvinden tegen de achtergrond van het openbare orde
belang. Het voorkomen van marktvorming kan daarbij een rol spe
len, doch wij zagen - mede gelet op de hierboven besproken defi
nitie van het begrip "markt" - hierin geen aanleiding om de
vergunning in het belang van de openbare orde te weigeren.