Wanneer een Bredase burger in een schuldsituatie verkeert die hij niet meer
zelf-.op kan lossen kan hij rechtstreeks of na verwijzing een beroep doen op
het, bureau schulden van de GKB voor schuldhulpverlening.
De hulpverlener heeft vervolgens in eerste aanleg twee mogelijkheden om aan
de hulpvraag van de cliënt tegemoet te komen:
a, schuldbemiddeling;
b, schuldsanering met een saneringskrediet van de GKB.
Wanneer deze middelen niet toereikend zijn werkt afhankelijk van de
situatie het steunfonds als laatste middel.
Zou men nu de burger een rechtstreeks beroep op het steunfonds geven, dan
ontstaat de situatie dat de burger zelf aangeeft, welke vorm van
hulpverlening gehanteerd moet gaan worden. De ingang is dan niet meer
schuldhulpverlening in het algemeen, maar een beroep op het steunfonds.
Vanuit dat beroep moet dan vervolgens onderzocht gaan worden of er
inderdaad geen andere mogelijkheden zijn, terwijl toch juist de bedoeling
van het steunfonds was en is: eerst de andere mogelijkheden bezien en dan
als laatste middel een bijdrage uit het steunfonds.
Gelet op het karakter van de regeling is de bepaling opgenomen dat de
hulpverlener verplicht is een zaak. aan de schuldencommissie ter beoordeling
voor te leggen, indien langs de weg van schuldbemiddeling en schuldsanering
geen oplossing is te vinden. Deze verplichting behoeft dan alleen nagekomen
te worden indien de betrokkene voor hulpverlening in het kader van het
steunfonds in aanmerking wenst te komen. Uiteraard dient de hulpverlener
daarop te wijzen.
Artikel 6
In dit artikel worden de criteria aangegeven, die aan de orde dienen te
zijn bij beantwoording van de vraag of hulpverlening vanuit het steunfonds
tot de mogelijkheden behoort,
Deze criteria zijn steeds gehanteerd.
Wel wordt in dit artikel aangegeven wat onder een complexe schuldsitituatie
wordt verstaan. Niet alleen is van belang dat daarbij de aard en de omvang
van de schulden een rol spelen, maar deze beide aspecten dienen bezien te