worden dn het licht van de mogelijkheden - zowel materieel als immaterieel
- welke de betrokken burger heeft om aan de schuldsituatie het hoofd te
biesden. Dit vraagt uiteraard om een individuele beoordeling, welke dan ook.
in lid b van artikel 6 is voorgeschreven.
Artikel 7
Gedurende de periode van de aanvraag om hulpverlening uit het steunfonds
dient voorkomen te worden dat de betrokkene nieuwe schulden maakt. Doet hij
of zij zulks toch dan zal hulpverlening vanuit het steunfonds (in het
algemeen) niet mogelijk zijn en wordt het verzoek buiten verdere
behandeling gelaten.
Tot nu wordt een en ander aan de cliënt mondeling meegedeeld. Naar onze
opvatting dient zulks echter schriftelijk te geschieden. Niet alleen vanuit
een optiek van behoorlijk bestuur doch mede in relatie tot de
rechtsbescherming welke de betrokkene op grond van de Wet AROB heeft.
Artikel 8
Dit artikel behoeft ons inziens geen nadere toelichting en spreekt voor
zich.
In dit artikel is niet voorzien in de situatie dat na de hulpverlening
blijkt dat onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt. Indien een
dergelijke situatie zich aandient, zal bezien moeten worden of en op welke
wijze het verstrekte bedrag zal kunnen worden teruggevorderd. Dit behoeft
naar ons oordeel niet in de verordening te worden opgenomen, aangezien
hiervoor de regels van het burgerlijk recht van toepassing zijn. Bij de
beoordeling van de vraag of in een concreet geval tot terugvordering moet
worden overgegaan zal dan ook de situatie getoetst moeten worden aan die
regels
Artikel 9
Aan de hulpverlening wordt een aantal voorwaarden verbonden, welke
voorwaarden passen in de hulpverlening. Het is van belang dat deze
voorwaarden aan de cliënt worden meegedeeld. Dat dit schriftelijk, dient te
geschieden spreekt voor zich. Voorwaarden
dienen in het algemeen duidelijk en goed aan de betrokkene te worden
opgelegd. Administratiefrechtelijk gezien betekent dit dat zulks
- 4 -