is er terecht op gewezen, dat zulks toch een keer het geval is
geweest. Het betrof toen een specifieke situatie. Terstond zijn
de daarmede gemoeide gelden vervolgens ter beschikking gekomen
van het zo te noemen activiteiten-fonds.
Voorts is het zo, dat het Vrouwenhuis lange tijd principieel te
gen de betaling van beroepskrachten was.
De toelichting is geschreven ten behoeve van de raadsleden. Uit
dit stuk blijkt overigens dat door de raad aan burgemeester en
wethouders géén budget ter beschikking is gesteld ten behoeve van
de subsidiëring van de onderhavige beroepskrachten. Op basis hier
van hebben burgemeester en wethouders zich genoodzaakt gezien ter
zake negatief te beschikken.
Desgevraagd deelt hij nog mede, dat er ook voor de volgende jaren
weinig mogelijkheden zijn om tot subsidiëring te komen.
De dames Veken en de Heer delen desgevraagd mede, dat de gevraag
de subsidie gebaseerd zal zijn op de C.A.O.-welzijn.
De inkomsten van het Vrouwenhuis bestaan uit subsidiegelden van
de gemeente en inkomsten uit cursusgelden. De bijdrage van de cur
sisten bedraagt gemiddeld F.5,- per week per vrouw.
De heer Kok vraagt wat de toegevoegde waarde is van betreffende
medewerksters. Immers in de kosten van de cursussen, die in het
vrouwenhuis gegeven worden, vindt ook subsidiëring plaats.
De dames Veken en de Heer verwijzen naar de situatie bij de Vrou
wenraad. Daar is ook een beheerster in dienst, die evenwel niets
organiseert, doch slechts beheerstaken verricht. Bij het Vrouwen
huis is het een combinatie-functie.
Op de vraag of niet een combinatie is te maken met de beheerster
van de Vrouwenraad wordt medegedeeld, dat enige samenwerking op
gang begint te komen. Thans worden 2 projecten gezamenlijk ge
rund.
De voorzitter verstrekt vervolgens informatie over de verdere
gang van zaken.
Tenslotte vraagt hij of iemand nog de behoefte gevoelt om iets
aan het reeds gezegde toe te voegen. Hij constateert, dat dit
niet het geval is en sluit vervolgens de hoorzitting.
De voorzitter,
nr. 127
- 2 -