nr. 1t1
opgenomen budget toereikend is. Gebleken is, en dit wordt door
appellante ook niet bestreden, dat het budget voor de tweede
ronde 1988 niet toereikend was om het subsidieverzoek te kunnen
honoreren. Ten tijde van het bestreden besluit deed deze weige-
ringsgrond zich derhalve nadrukkelijk voor, zodat het college
niet anders kon dan deze weigeringsgrond hanteren.
Het besluitvormingsproces in het kader van een administratieve
beroepsprocedure, zoals in casu, heeft als kenmerk dat het in
beroep beslissende orgaan de zaak opnieuw beoordeelt, en wel
naar de omstandigheden van het moment van het nemen van een
beslissing op het beroepschrift. Zo'n nieuwe, relevante, omstan
digheid wordt gevormd door het feit, dat het inmiddels 1989 is
en dat op de begroting van de dienst Welzijn weer budgettaire
ruimte is voor het toekennen van investeringssubsidies. Eerder
genoemd artikel 54, eerste lid, behoeft thans, oordelend in
beroep, geen formele belemmering meer te vormen om het subsi
dieverzoek te honoreren. In zoverre dient het ingestelde beroep,
voor zover het zich richt tegen het hanteren van de budgettaire
weigeringsgrond, gegrond te worden geacht.
ad. b.
Het criterium, dat slechts die verenigingen een beroep op het
budget 1987 kunnen doen, die als direct betrokkene bij de her
schikkingsoperatie kunnen worden aangemerkt, is op zichzelf niet
onbegrijpelijk. De commissie kan het college echter niet volgen
in de stelling dat slechts de verenigingen, die ten tijde van de
herschikkingsoperatie daadwerkelijk over een eigen accommodatie
beschikten, als direct betrokkenen kunnen worden beschouwd. Een
dergelijke beperking is niet in overeenstemming met de medede
lingen die, blijkens het zich bij de stukken bevindende bespre-
kingsverslag, terzake werden gedaan in het overleg tussen de
toenmalige portefeuillehouder en het dagelijks bestuur van de
Sportadviesraad dd. 22 september 1988. De beperking staat even
eens op gespannen voet met artikel 53 van de Sportsubsidieveror-
dening 1986, waarin immers niet alleen de mogelijkheid wordt
geopend om een investeringssubsidie te ontvangen voor het uit
breiden of verbeteren van een (bestaande) sportaccommodatie,
doch ook voor het oprichten ervan. Ten tijde van de herschik
kingsoperatie had appellante concrete plannen om tot de oprich
ting van een sportaccommodatie te komen. Geruime tijd daarvoor
was reeds overeenstemming bereikt over de lokatiekeuzeAppel
lante was voornemens om in 1987 een investeringssubsidie aan te
vragen. Onweersproken is gesteld dat het indienen van de subsi
dieaanvraag op verzoek van de gemeente meerdere malen is uitge
steld, juist in verband met de herschikkingsoperatie. Naar de
mening van de commissie kan appellante derhalve als direct be
trokkene worden aangemerkt en dient het beroep, voor zover het
zich richt tegen dit element in de bestreden beslissing, gegrond
te worden verklaard.
ad. c
In het slotargument van de bestreden beslissing wordt verwezen
naar het gemeentelijk sportaccommodatiebeleid. Uit de stukken
- 3 -