- 2 -
Artikel 5
1. Over de periode van het ouderschapsverlof vervalt een evenredig deel van
het recht van belanghebbende op vakantieverlof en verlof in het kader
van de arbeidsduurverkorting.
2. In geval van ziekte van belanghebbende gedurende het ouderschapsverlof
kan geen opschorting van het ouderschapsverlof plaatsvinden.
3- Indien belanghebbende gedurende de periode van het ouderschapsverlof
ziek wordt, blijft gedurende de eerste tien aaneengesloten werkdagen de
voor hem tijdens het ouderschapsverlof geldende bezoldiging ongewijzigd.
Indien de ziekteperiode langer duurt dan tien werkdagen, wordt vanaf de
elfde dag de bezoldiging bepaald op het bedrag alsof geen sprake was van
ouderschapsverlof
Artikel 6
1. Indien de belanghebbende die ouderschapsverlof heeft genoten binnen zes
maanden na afloop daarvan vrijwillig ontslag wordt verleend, wordt de
bezoldiging die gedurende en over de periode van het ouderschapsverlof
is genoten, alsnog teruggevorderd.
De belanghebbende die van het ouderschapsverlof gebruik maakt, dient een
hiertoe strekkende verklaring te ondertekenen.
2. De terugbetalingsregeling is niet van toepassing wanneer het ontslag het
gevolg is van het aanvaarden van een betrekking bij een andere gemeente,
noch wanneer het ontslag het gevolg is vanwege verhuizing omdat de
echtgenoot een andere functie heeft aanvaard.
Artikel 7
De regeling is van toepassing met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde
kinderen, voorzover die geboren zijn op of na 1 januari 1989.
Artikel 8
Voor gevallen, waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voor
ziet, kunnen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling treffen.
Artikel 9
De verordening gaat in op 1 juli 1989 en eindigt op 31 december 1990. Ze
kan worden aangehaald als Verordening betreffende een experimentele rege
ling over de aanspraak op ouderschapsverlof.