BIJLAGE I Artikel 2 verordening betreffende de rechtspositionele erkenning van alterna tieve samenlevingsvormen. Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder levenspartner verstaan: Een persoon net wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring, ingericht volgens door burgemeester en wethouders nader te stellen regels. Tegelijkertijd kan slechts één perBoon als levenspartner worden aangemerkt. 1. De in de leden 2 tot en met 7 opgenomen bepalingen, die gelden voor de gehuwde ambtenaar, zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de ambtenaar met een levenspartner. Waar staat "echtgen(o)ot(e)" moet tevens worden gelezen "levenspartner". Voor wat betreft het gezinslid maatschap in de zin van de IZA-regeling wordt de levenspartner gelijk gesteld aan de echtgenoot. 2. De bepalingen van het Algemeen Ambtenarenreglement en de ter uitvoering daarvan vastgestelde regelingen met betrekking tot: a. aanspraken op bezoldiging tijdens militaire dienst; b. het verlof met behoud van bezoldiging wegens persoonlijke of familie omstandigheden c. de uitkering bij overlijden van de ambtenaar. Voor de toepassing van artikel H 16 wordt de levenspartner als gezinslid aangemerkt 3. De bepalingen van de Wachtgeldverordening met betrekking tot de uit kering bij overlijden van de wachtgelder. 4. De bepalingen van de Ditkeringsverordening met betrekking tot: a. het recht op een uitkering; b. de uitkering bij overlijden van belanghebbende. 5. De bepalingen van de Spaarverordening met betrekking tot een overeen komst van levensverzekering. 6. De bepalingen van de Verplaatsingskostenverordening met betrekking tot de verhuiskosten-, de reiskosten- en de pensionkostenvergoeding. 7. De bepalingen van de Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag met betrekking tot de uitkering bij overlijden van de gewezen ambtenaar.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 798