aan de raad der gemeente Breda BJZ/' 8>"808881 Wijziging Algemene politie verordening 1978 (8e wijziging) en Drank- en Horecaverordening Breda 1973 met betrekking tot uitvoerende bevoegdheid burge meester Op grond van artikel 221 van de gemeentewet behoort het toezicht op schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten, alsmede over openbare ver makelijkheden aan de burgemeester. Dit houdt in dat de uitvoering van autonome gemeentelijke veror deningen (d.w.z. verordeningen gebaseerd op artikel 168 gemeente wet) die bepalingen bevatten ten aanzien van bovengenoemde in richtingen of aktiviteiteneveneens tot de bevoegdheid van de burgemeester behoort. Tot voor kort werd door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State - in tegenstelling tot de Hoge Raad - ruimte gelaten om het college van burgemeester en wethouders in plaats van de bur gemeester te belasten met de uitvoering van genoemde verorde ningen, indien er ook andere belangen dan openbare orde aan de betreffende bepalingen ten grondslag lagen. In zijn uitspraak van 2-2-1989 is de Afdeling rechtspraak terug gekomen op zijn jurisprudentie terzake, dit in het belang van de eenheid van rechtspraak ten aanzien van gelijkluidende rechts vragen In genoemde uitspraak werd bepaald dat verordeningen of bepa lingen van verordeningen als bedoeld in artikel 168 gemeentewet waarin bovengenoemde uitvoerende bevoegdheid is opgedragen aan burgemeester en wethouders onverbindend zijn, ongeacht de motie ven die daaraan ten grondslag zijn gelegd. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat alle op artikel 168 gemeen tewet gebaseerde verordeningen of bepalingen daaruit, die inrich tingen of aktiviteiten als bedoeld in artikel 221 gemeentewet betreffen en waarin ons college als uitvoerend orgaan is vermeld, dienen te worden gewijzigd. Dit betreft met name bepalingen uit de Algemene politieverordening en de Drank- en Horecaverordening (o.a. inzake bordelen, sauna's, ontheffing inrichtingseisen). Een afschrift van de uitspraak van de Afdeling rechtspraak d.d. 2-2-1989 en de hierop betrekking hebbende circulaire van de VNG liggen voor u ter visie. Op grond van bovengenoemde overwegingen stellen wij u voor de desbetreffende bepalingen in de Algemene politieverordening 1978 en in de Drank- en Horecaverordening Breda 1973 zodanig te wij zigen dat de burgemeester het bevoegde orgaan wordt voor wat betreft de uitvoering ervan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1989 | | pagina 909