nr. 178
ada
Ingevolge artikel 54 van de Brandbeveiligingsverordening wordt
een toestemming tot het gebruik van de inrichting afgegeven aan
degene, die de kennisgeving als bedoeld in artikel 51 van genoem
de verordening heeft gedaan. Deze kennisgeving werd op 17 novem
ber 1988 gedaan door de Raad voor de Kinderbescherming, als
uitvloeisel van een op verzoek van deze raad door de gemeente
lijke brandweer uitgevoerde inspectie met betrekking tot de
brandveiligheid van het pand. Dat de gebruikstoestemming der
halve ten name is gesteld van de Raad voor de Kinderbescherming
en dat daarmede de gestelde eisen, verbonden aan die gebruiks
toestemming, zich eveneens richten tot deze raad, is in overeen
stemming met het terzake bepaalde in de Brandbeveiligingsveror
dening. Daaraan doet niet af het gegeven, dat de Raad voor de
Kinderbescherming met betrekking tot de uitvoering van de nood
zakelijke werkzaamheden, mogelijk afhankelijk is van de medewer
king van de Rijksgebouwendienst.
Naar aanleiding van een brandje in de c.v.-ruimte van het pand
vond op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming een in
spectie plaats door de gemeentelijke brandweer. Op 13 september
1988 is deze inspectie uitgevoerd. Als voornaamste punten kwamen
hierbij naar voren dat:
1. de trappenhuizen (als enige vluchtweg) niet zijn voorzien van
brandwerende en zelfsluitende afscheidingen
2. tussen beide panden geen brandwerende scheiding aanwezig is;
3. er geen 2e vluchtweg aanwezig is.
Gelet op het vrij grote aantal in de panden verblijvende werkne
mers, achtte de brandweer de geconstateerde situatie zeer onvei
lig. Vandaar dat aan de afgegeven gebruikstoestemming, overeen
komstig het advies van de brandweer, een termijn werd verbonden
van twee maanden, waarbinnen de nader aangegeven voorzieningen
dienden te zijn getroffen. Gelet op de kennelijk aanwezige ur
gentie, achten wij een termijn van twee maanden niet onredelijk.
Daar komt nog bij, dat ingevolge artikel 8, derde lid, van de
Brandbeveiligingsverordening de onder voorschriften afgegeven
gebruikstoestemming buiten werking werd gesteld doordat hierte
gen beroepschriften werden ingediend. Inmiddels is er ruim een
half jaar verstreken, waardoor de gestelde termijn ruimschoots
is verlengd. Aldus is meer dan voldoende gelegenheid geweest om
de voorzieningen, waarvan het besef omtrent de noodzaak blijkens
de stukken ook bij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig
is, aan te brengen. Weliswaar niet bij wijze van verplichting,
voortvloeiend uit de verleende - doch door het instellen van
beroep geschorste - gebruikstoestemming, maar dan toch in ieder
geval uit eigener beweging, in het zojuist bedoelde besef om
trent de noodzaak en ter tegemoetkoming aan de kennelijk ook bij
het personeel levende verlangens. Wij achten deze beroepsgrond
derhalve ongegrond.
adb
In 1980 is een bouwvergunning afgegeven, waarin onder meer de
eis was gesteld dat de trappenhuizen brandwerend dienden te
- 3 -