nr. 195
waar kan de subsidietoekenning aan de hand van de vaste metho
diek een uitkomst opleveren, welke afwijkt van het door de be
treffende W-groep in haar begroting voor het nieuwe werkjaar
gevraagde bedrag, doch dat neemt niet weg dat het indienen van
een dergelijke begroting zinvol blijft. Behalve het feit dat het
indienen van een begroting ingevolge artikel 9, eerste lid, van
de Subsidieverordening welzijn 1987 verplicht is, kan van deze
begrotingen een belangrijke signaalfunctie uitgaan indien daar
uit blijkt dat de W-groepen structureel over te weinig middelen
beschikken om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. Onder
omstandighedenen uiteraard afhankelijk van de prioriteitskeu
zes welke het gemeentebestuur binnen het beperkt beschikbare
financiële budget nu eenmaal dient te maken, zou deze signaal
functie kunnen leiden tot een herijking of nuancering van de
subsidiemethodiek. Bovendien is ons gebleken dat in beperkte
mate wordt toegestaan dat in de loop van enig werkjaar, ook weer
afhankelijk van de omstandigheden welke per W-groep kunnen ver
schillen, lichte verschuivingen tussen de diverse subsidiebe-
standdelen worden toegestaan. Ook daarbij kan de door de W-groep
ingediende begroting een belangrijk hulpmiddel zijn.
De door appellante, alsmede overige W-groepen, ingediende begro
tingen zijn tot dusverre geen aanleiding geweest om wijziging -
in bovenbedoelde zin - aan te brengen in de vaste subsidiemetho
diek. De aan appellante toegekende subsidie is overeenkomstig
deze methodiek berekend. Door aldus niet alleen ten aanzien van
appellante, doch ook ten aanzien van alle W-groepen te handelen,
wordt net voor het deelterrein W-groepen door de raad vastgestel
de subsidiebudget volledig benut. Met een verdergaande subsidie
toekenning aan appellante zouden burgemeester en wethouders niet
alleen zijn afgeweken van de door de raad vastgestelde subsidie-
richtlijnen, doch bovendien zou daardoor het voor 1989 vastge
stelde deelterreinbudget zijn overschreden, hetgeen in strijd
zou zijn met artikel 5, tweede lid, van de Subsidieverordening
welzijn 1987.
In de subsidiebeschikking van 13 januari 1989 hebben burgemeester
en wethouders een voorlopig maximum toegekend van f 26.754,--.
Dit is, zoals reeds opgemerkt, minder dan het door appellante
gevraagde bedrag. Zonder dat dit in het dictum van het subsidie
besluit met zoveel woorden tot uitdrukking is gebracht, is de
gevraagde subsidie derhalve deels geweigerd, namelijk voor een
bedrag van f 3.017,04. Ook een motivering voor deze gedeeltelij
ke weigering ontbreekt in het besluit. Voor zover het beroep
schrift van appellante zich richt tegen dit motiveringsgebrek,
adviseert de commissie om het beroep gegrond te verklaren en de
subsidiebeschikking aan te vullen door het alsnog opnemen van de
gedeeltelijke weigering in het dictum. Als onderliggende motive
ring daarvoorkunnen de in dit advies verwerkte overwegingen
dienen. Voor het overige acht de commissie het ingestelde beroep
ongegrond
- 3 -