gemeente Breda
224
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 272 aanhef en onderdeel h, en 277, eerste
lid, aanhef en onderdeel b, ten eerste en ten derde, van de
gemeentewet;
besluit
vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invor
dering van een recht wegens het gebruik of genot van voor de
openbare dienst bestemde grond of water, waarvan de gemeente de
eigendom dan wel het beheer en onderhoud heeft en voor het hebben
van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestem
de gemeentegrond of voor de openbare dienst bestemd
gemeentewater
A. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Aard van
heffing
Belasting
plicht
Voor het gebruik of genot van voor de openbare
dienst bestemde grond of water waarvan de gemeente
de eigendom dan wel het beheer en onderhoud heeft
en voor het hebben van voorwerpen onder, op of
boven voor de openbare dienst bestemde gemeente
grond of voor de openbare dienst bestemd gemeente
water wordt onder de naam van precariorechten op
grond van artikel 277 letter b, onder 1 en 3van
de gemeentewet een recht geheven.
Artikel 2
Belastingplichtig is ieder:
a. die ter zake de vereiste vergunning heeft ver
kregen of;
b. die gebruik maakt of het genot heeft van voor de
openbare dienst bestemde gemeentegrond of water,
waarvan de gemeente de eigendom dan wel het
beheer en onderhoud heeft of;
c. van wie, dan wel ten behoeve van wie, voorwerpen
onder, op of boven de voor de openbare dienst
bestemde gemeentegrond of voor de openbare
dienst bestemd gemeentewater worden aange
troffen
Aanvang be
lasting
plicht
Artikel 3
Wanneer in deze verordening het recht is vastge
steld voor een jaar, wordt voor zover in deze ver
ordening niet anders is bepaald, indien de belas
tingplicht in de loop van het heffingsjaar ont
staat, voor de eerste maal slechts een aanslag op-