22 welk instrument?
Een tweede aspect betreft de vraag of er geen andere (meer
geschikte) sturingsinstrumenten beschikbaar zijn. Dat er an
dere instrumenten zijn mag duidelijk zijn. Stichtingen zijn
veelal afhankelijk van gemeentesubsidie en uit hoofde van de
ze financiële relatie kan de gemeente invloed uitoefenen op
allerlei wijzen: bepaling hoogte subsidie, goedkeuring begro
ting en werkplan, beoordeling rekening en jaarverslag etc.
23 positie raadslid in stichtingsbestuur
Of deze andere instrumenten meer geschikt zijn hangt onder
andere af van de positie van een raadslid als lid van een
stichtingsbestuur
Aan die positie kleeft een aantal kenmerken waardoor dit
instrument als gebrekkig moet worden gewaardeerd. Deze
kenmerken worden hierna beschreven.
Voorop staat, dat het raadslid als bestuurslid een bijdra
ge moet leveren aan de realisatie van de doelstellingen
van die stichting. Die doelstelling ligt vast in de sta
tuten. Voor zover die doelstelling in het verlengde ligt
van die van de gemeente zal er geen probleem behoeven te
zijn. Het spreekt voor zich dat er wel problemen kunnen
ontstaan indien die doelstellingen uiteen liggen.
Het gemeentebestuur heeft geen mogelijkheid om aan het
raadslid aanwijzingen/instructies te geven over hoe als
bestuurslid te handelen. Ook kan het raadslid niet worden
verplicht om vooroverleg te voeren danwel om zaken terug
te koppelen.
Ook is het raadslid géén verantwoording verschuldigd
aan de raad of het college over de wijze waarop hij als
stichtingsbestuurder heeft gehandeld.
Bovendien is het bestuurslidmaatschap niet altijd
gekoppeld aan het raadslidmaatschap, in die zin dat het
einde van het raadslidmaatschap vanzelf ook het einde van
bestuurslidmaatschap tot gevolg heeft. Tot slot heeft het
gemeentebestuur weliswaar de bevoegdheid om te verzoeken
het raadslid - als bestuurslid - te ontslaanmaar dat kan
niet zomaar. Met name kan worden betwijfeld of voor ont
slag reden is indien dat raadslid niet naar de zin van de
raad als bestuurslid heeft gefunctioneerd en de raad voor
wat dat betreft het vertrouwen in het raadslid opzegt.
Overigens zal duidelijk zijn, dat de praktijk soms sterker is
dan de (hiervoor geschetste) leer. Het raadslid zal zijn af
komst niet geheel kunnen verloochenen en - ook al is hij
daartoe dus niet verplicht - een relatie onderhouden met zijn
"achterban". Het gaat dan echter om informele invloed van de
gemeente via het raadslid in de stichting.
Tot slot kan het als een bezwaar worden gezien dat leden van
het orgaan (de raad) dat de hoofdlijnen van beleid bepaalt
tevens (maar dan als stichtingsbestuurder) met de uitvoering
van dat beleid bezig houden. Is dit geen ongewenste vermen
ging van functies?
Een en ander overziend lijkt het afvaardigen van raadsleden
een gebrekkig middel.
- 3 -
RAADSVOORSTEL vervolg 270