285
2. UITKOMSTEN. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN TEBODIN
Vanaf 1983 wordt in Breda een actief en planmatig energie-
besparingsbeleid gevoerd op basis van de "nota energiebespa
ring 1983". In 1988 is door ons een evaluatie van het tot dan
toe gevoerde beleid opgesteld. Alhoewel de in 1983 voorgenomen
activiteiten in belangrijke mate bleken te zijn uitgevoerd met
in het algemeen goede resultaten was er toch aanleiding het nog
aanwezige energiebesparingspotentieel te laten onderzoeken om
te zien of het beleid nieuwe impulsen kon krijgen. Wij hebben
toen Tebodin opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren.
Tebodin is gestart met een inventarisatie van het energiege
bruik waarbij negen gebruikerssectoren/groepen zoals woningen,
industrie, onderwijs et cetera zijn onderscheiden. Daarna is
per gebruikersgroep het (rendabele) besparingspotentieel be
rekend. Dit potentieel bedraagt in totaal circa 1.344.000
GJ/per jaar circa 40 miljoen m3 aardgas) ofwel 13,8% van het
huidige energiegebruik. De besparingspercentages per gebruikers
groep variëren tussen 5 en 25%. Vervolgens is de toelaatbare
investeringsomvang doorgerekend. Deze bedraagt circa 100
miljoen gulden.
Tebodin concludeert dat er goede mogelijkheden liggen voor in
tensivering van een gemeentelijk energiebesparingsbeleid. Aan
bevelingen worden vooral gedaan op het vlak van de prioriteits
stelling en de condities om het proces tot beleidsintensivering
in gang te zetten. In het volgende hoofdstuk waarin de hoofdlij
nen voor een gemeentelijk energiebesparingsbeleid voor de jaren
negentig worden uiteengezet, nemen wij deze aanbevelingen in
belangrijke mate over.
3. HOOFDLIJNEN GEMEENTELIJK ENERGIEBESPARINGSBELEID IN DE
JAREN NEGENTIG
3.1 Beleidsdoelstelling energiebesparing en uitgangspunten
Voorgesteld wordt de navolgende taakstellende beleidsdoelstel
ling voor de jaren negentig:
In 2 000 dient ten opzichte van het gebruik in 1988 een energie
besparing van 975.000 GJ/jr. (een equivalent van 30,85 miljoen
m3 aardgas)ofwel 10% op het totale gebruik in Breda gereali
seerd te zijn. Deze besparing komt overeen met een C02 emissie
reductie van 6%.
Uit een periodieke evaluatie zal moeten blijken of dit kan
leiden tot bijstelling van de doelstelling. De raming is niet
rooskleurig gesteld zodat een bijstelling in positieve zin
denkbaar is maar een bijstelling in negatieve zin echter niet
op voorhand uitgesloten kan worden. Deze beleidsdoelstelling is
ook in het ontwerp-G.M.P. opgenomen. Qua beleidsuitgangspunten
- 2 -