HOOFDSTUK II
De behandeling van aanvragen om uitkering
Artikel 2
1. Een aanvraag om uitkering wordt schriftelijk op een door de
directeur vastgesteld aanvraagformulier ingediend.
2. Indien een derde de aanvraag om uitkering indient, behoort de
instemming van de aanvrager te blijken dan wel redelijkerwijs
aannemelijk te zijn.
3. De aanvrager of degene, die de aanvraag indient, ondertekent
zo mogelijk het aanvraagformulier.
4De dienst tekent de datum van indiening aan op het aanvraag
formulier en het afschrift daarvan. Dit afschrift wordt
verstrekt aan de aanvrager of aan degene, die de aanvraag
indient
Artikel 3
1. De dienst wint die inlichtingen in, die rechtstreeks verband
houden met de aanvraag en nodig zijn voor een juiste vast
stelling van het recht op uitkering en de hoogte van de
uitkering
2. De aanvrager of degene, die de aanvraag heeft ingediend is
verplicht de gewenste inlichtingen te verstrekken; hij is
bevoegd zich steeds door een adviseur bij te doen staan.
3. De dienst legt de verkregen inlichtingen op een inlich
tingenformulier vast, waarvan het model door de directeur
wordt vastgesteld.
4. Het inlichtingenformulier wordt na invulling zo mogelijk
ondertekend door de aanvrager of degene, die de aanvraag
heeft ingediend.
Artikel 4
1. Burgemeester en wethouders beschikken schriftelijk op het
verzoek uiterlijk één maand na de datum als bedoeld in
artikel 2, vierde lid. Op de beschikking wordt de datum
aangetekend, waarop zij verzonden is.
2. In de beschikking van de aanvrager c.q. aan zijn gemachtigde
wordt tevens de mogelijkheid van het indienen van een be
zwaarschrift tegen die beschikking of tegen de uitvoering
daarvan vermeld.
Artikel 5
Zij die op enigerlei wijze met de behandeling van en de beschik
king op het verzoek om uitkering zijn belast zijn verplicht tot
geheimhouding van hetgeen hen bij de uitoefening van hun funktie
ter kennis is gekomen, voor zover het belang van de aanvrager
dit vereist.
- 2 -