de oorspronkelijke bouw- en inrichtingsplannen, in de Arenberg- laan aanwezige in- en uitritsituaties bij garageboxen zijn kennelijk pas na het gereedkomen van die boxen geconstateerd maar worden uit een oogpunt van verkeersveiligheid zeker niet positief beoordeeld. De enkele aanwezigheid van deze, uit een oogpunt van verkeersveiligheid eveneens onwenselijke, in- en uitritsituaties brengt naar het oordeel van de commissie nog niet met zich mee dat met het oog op het gelijkheidsbeginsel aan het verzoek van appellant medewerking zou dienen te worden ver leend Door appellant is aangevoerd dat in de omgeving van zijn woning te weinig parkeerplaatsen zijn. Daardoor komt het voor, met name in de avonduren, dat hij zijn voertuig op enige loopafstand van de woning moet parkeren. Appellant is kennelijk van oordeel dat aan dit praktische bezwaar in de belangenafweging onvoldoende aandacht is besteed. De commissie is van mening dat aan een dergelijk belang - wat er overigens ook zij van het beweerde gebrek aan parkeervoorzieningen - in vergelijking met het verkeersveiligheidsbelang geen overwegende betekenis kan worden toegekend. CONSEQUENTIES Geen INSPRAAK Geen COMMISSIEBEHANDELING De commissie ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer kan zich met dit voorstel verenigen. Burgemeester en wethouders van Breda, E.H.T.M. burgemeester. M.P.W.C. van Veen - 3 - RAADSVOORSTEL vervolg 304

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 1418