RAADSVOORSTEL vervolg 305 en de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften vraagt zich af in hoeverre Koeman op de hoogte was van het monumentale belang en waarom de panden niet eerder geplaatst zijn. De conclusie die vervolgens getrokken wordt, namelijk dat een nieuwbouwplan bespreekbaar was, alhoewel behoud de voorkeur had en heeft, kan met in achtneming van de eerder vermelde bestuurlijke verant woordelijkheid onderschreven worden. Maar hierbij passen wel de volgende opmerkingen. De gemeentelijke monumentenlijst is van een andere orde dan bijvoorbeeld een aantal bepalingen uit de A.P.V. In de monumen tennota 'Monumenten, eigentijdse elementen met een toekomst', welke door uw raad in december 1989 is vastgesteld hebben wij uitvoerig uiteengezet, dat monumenten vormen zijn van kunst waar zeer zorgvuldig mee moet worden omgesprongen. Het belang van plaatsing op de gemeentelijke lijst strekt zich verder uit dan als planningsinstrumentarium in stedebouwkundige ontwikkelingen Hoe wij daar in de praktijk mee zijn omgegaan is onder andere te lezen in het collegebesluit van 3 juli (bijlage 3 van 3 april 1990), welk stuk ook ter beschikking is gesteld van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften. Het is voor ons college buiten diskussie dat de litigieuze panden monumenten zijn. Het gegeven dat zij niet eerder op de lijst zijn geplaatst is een combinatie van een drietal zaken: - de bereidheid van de toenmalige eigenaar te restaureren; - de zorgvuldige afweging van de Monumenten Advies Raad om tot en kwalitatieve onderbouwing te kernen; - het beleidsinstrumentarium in relatie tot de conditie van de panden In principe stonden ons drie keuze mogelijkheden voor ogen: a. restauratie van de panden: tot aan februari 1990 is dit het uitgangspunt geweest. Ons college verkeerde in de veronder stelling dat de heer Koeman zcu restaureren; b. in februari 1990 werd ons de nieuwe planvorming voorgelegd door de sekretaris van de Welstandcommissie en tevens een rapport van de afdeling Eouw- en Woningtoezicht, waardoor naast restauratie ook de mogelijkheden voor historiserende nieuwbouw of nieuwbouw overwogen moesten worden. Daarom wordt door ons college in ons antwoord van 12 februari 1990 voor zichtigheidshalve gesproken van 'het karakteristieke aanzien te bewaren'; c. door de aanvraag van een sloop- en bouwvergunning van 22 mei 1990 konden wij door deze aanvragen in behandeling te nemen in onze beleidsvorming de mogelijkheden van restauratie of historiserende nieuwbouw elimineren. Gezien het belang dat wij aan de monumentale en stedebouwkundige situatie hechtten, hebben wij gemeend de panden op de monumen tenlijst te moeten zetten. Tegen dit besluit zijn de toenmalige eigenaar, Frojektcom B.V., Totaaibouw E.V. en Uvago B.V. in beroep gegaan. Het resultaat van het beroepschrift is bekend en alles overwegend zijn wij tot de conclusie gekomen dat de panden niet op de gemeentelijke monumentenlijst kunnen worden gehand haafd. - 6 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 1425