aan de raad der
gemeente Breda
BJZ/896813931
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot ongegrondverklaring
van het door de Vereniging Dober
mann-Vrienden Breda ingediende
beroepschrift tegen het niet er
kennen van de vereniging als
sportvereniging
1. Inleiding.
Op 19 juli 1989 besloten wij afwijzend op een verzoek van de
Vereniging Dobermann-Vrienden Breda tot erkenning van deze vere
niging als sportvereniging in de zin van hoofdstuk II van de
Sportsubsidieverordening 1986.
Een van de belangrijkste eisen waaraan voldaan dient te worden
om voor een erkennning in aanmerking te komen is, dat de vereni
ging als doelstelling dient te hebben: sportbeoefening door haar
leden als amateur. Blijkens de statuten van de Vereniging Dober
mann-Vrienden Breda heeft de vereniging ten doel "het behartigen
en bundelen van de belangen op kynologisch gebied in de ruimste
zin des woords van de leden van de te s-Gravenhage gevestigde
vereniging Dobermann Vrienden in Nederland"Naar onze mening
kan uit deze statutaire doelstelling niet worden afgeleid dat
het hier om "sportbeoefening" gaat, zoals dat begrip in het
kader van de Sportsubsidieverordening 1986 wordt gehanteerd.
Dit vormde de reden om het verzoek om erkennning af te wijzen.
Tegen deze beslissing werd bij brieven van 12 en 15 augustus
1989 door genoemde vereniging - verder te noemen appellante -
beroep ingesteld bij de gemeenteraad, op grond van artikel 9,
tweede lid, van de Sportsubsidieverordening 1986.
De argumenten welke in het beroepschrift, nader toegelicht ter
hoorzitting, worden aangevoerd, kunnen als volgt worden samenge
vat
a. in de africhting van honden is wel degelijk een wedstrijdele
ment, en daarmede een sportelementaanwezig, gelet op de
vele wedstrijden op regionaal, landelijk en Europees niveau
waaraan wordt deelgenomen;
b. dat sportelement komt ook terug in de training van de honden,
waarbij het bijvoorbeeld noodzakelijk is dat de baas met de
hond naast de fiets regelmatig afstanden van 20 km aflegt;
c. de beslissing tot niet-erkenning was al genomen voordat de
Sport Advies Raad terzake was gehoord.
Overeenkomstig het bepaalde in de Regeling behandeling bezwaar-
en beroepschriften, is het beroepschrift van appellante overge-