nr. 23 - z legd aan de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften, ter voorbereiding van de terzake te nemen beslissing. In het kader van deze voorbereiding heeft op 5 oktober 1989 een hoorzitting plaatsgevonden. Het proces-verbaal van deze hoorzitting is aan het proces-dossier toegevoegd. 2. Het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van appellante heeft de commissie vastgesteld dat het beroep met redenen is omkleed, is ingesteld bij het daartoe bevoegde orgaan en binnen de daarvoor in de Sportsubsidieverordening 1986 gestelde termijn. Zij advi seert derhalve om appellante in haar beroepschrift te ontvangen. Ten aanzien van de door appellante aangevoerde beroepsgronden is de commissie, mede aan de hand van de door de vertegenwoordiger van burgemeester en wethouders ter hoorzitting gegeven nadere toelichting, tot de volgende bevindingen gekomen. In hoofdstuk II ("Sportverenigingen") van de Sportsubsidieveror dening 1986 is het begrip sportvereniging" een belangrijk criterium voor wat betreft de in dit hoofdstuk gegeven mogelijk heden voor subsidieverlening. Vandaar ook, dat het hoofdstuk begint met een definiëring van dit begrip. Deze definitie is neergelegd in artikel 10, waarvan de tekst luidt als volgt: "Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder vereni ging verstaan de in de gemeente Breda gevestigde vereni ging die: a. krachtens haar statuten ten doel heeft de beoefening van sport en/of lichamelijke opvoeding, als amateur, door haar leden, èn b. gehoord de Sport Advies Raad, erkend is door burgemees ter en wethouders en is ingedeeld in een sectie van de Sport Advies Raad, èn c. aangesloten is bij een als zodanig door de Nederlandse Sport Federatie of, gehoord de Sport Advies Raad, door burgemeester en wethouders erkende landelijke, provin ciale, regionale of plaatselijke overkoepelende sport organisatie Uit bovenvermelde tekst blijkt, dat de criteria waaraan dient te worden voldaan om als sportvereniging in de zin van de verorde ning te worden beschouwd, voor een deel reeds rechtstreeks uit de verordening voortvloeien. In sub b. is de bevoegdheid van bur gemeester en wethouders geformuleerd om te besluiten tot het al dan niet erkennen. Aan de beleidsruimte bij de uitoefening van deze bevoegdheid is in de praktijk invulling gegeven door een lijst met criteria, die reeds gedurende een aantal jaren door de Sport Advies Raad in zijn advisering omtrent verzoeken tot erken ningen door burgemeester en wethouders in hun besluitvorming

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 159