nr. 23
dienaangaande, wordt gehanteerd. De lijst is - door tussenkomst
van de Sport Advies Raad en de daarin vertegenwoordigde secties
- in de Bredase sportwereld genoegzaam bekend. Bovendien wordt
de lijst verstrekt aan elke vereniging die kenbaar heeft gemaakt
te overwegen om een verzoek tot erkenning in te dienen.
Volgens de lijst met erkenningscriteria dient de vereniging:
- gevestigd te zijn in de gemeente Breda;
- aangesloten te zijn bij een overkoepelende sportorganisatie;
- te beschikken over een door de ledenvergadering vastgesteld
statuut of reglement;
- als doelstelling te hebben sportbeoefening door haar leden als
amateur;
- in beginsel toegankelijk te zijn voor iedereen;
- geen bestuursleden te hebben die in de vereniging een betaalde
functie vervullen.
In deze opsomming is te zien, dat de rechtstreeks uit de tekst
van de verordening voortvloeiende criteria voor een belangrijk
deel terugkomen in de criteria die door burgemeester en wethou
ders worden gebruikt bij het nemen van een beslissing op een
verzoek tot erkenning.
Het criterium, dat de doelstelling van de vereniging moet zijn
sportbeoefening door haar leden zou - gezien het belang ervan -
als een basiscriterium kunnen worden aangeduid. Het begrip sport
beoefening wordt naar spraakgebruik uitgelegd. Het is een besten
dige beleidslijn dat hieronder wordt verstaan: het verrichten
van activiteiten, die als kenmerk hebben een wedstrijdelement,
een fysieke prestatie en een spelachtige vorm. Burgemeester en
wethouders hebben, blijkens het bestreden besluit, uit de statu
taire doelstelling van appellante geconcludeerd dat hier niet
van sportbeoefening in bovenbedoelde zin sprake is.
Anders dan door appellante is betoogd, is de Sport Advies Raad
wel degelijk gehoord alvorens een besluit werd genomen op het
erkenningsverzoek. Doorgaans geschiedt deze advisering schrif
telijk, doch dat is geen voorschrift. In dit geval was de Sport
Advies Raad van oordeel dat duidelijk niet voldaan werd aan het
hierboven aangegeven basiscriterium, en meende in dit kader te
kunnen volstaan met het uitbrengen van een mondeling advies. De
opvatting van de Sport Advies Raad was bekend voordat op het
erkenningsverzoek een besluit werd genomen. Het beroep dient
derhalve, voor zover het zich tegen dit onderdeel richt, onge
grond te worden verklaard.
Appellante heeft in haar beroepschrift en tijdens de hoorzitting
aangegeven dat bij het africhten van honden wel degelijk een
wedstrijdelement aanwezig is. De commissie heeft geen reden om
aan te nemen dat deze stelling volstrekt onjuist is, doch het
africhten van de honden is volgens de verenigingsstatuten
slechts een van de middelen om het statutaire doel (met name
- 3 -