nr. 23
kynologische belangenbehartiging) van de vereniging te kunnen
bereiken, met name doordat door het africhten de gebruikswaarde
van de Dobermann Pinschers wordt bevorderd. Bovendien kunnen,
volgens het beroepschrift, honden pas aan wedstrijden deelnemen
als ze volwassen zijn en de benodigde certificaten hebben be
haald.
Verder beroept appellante zich op het leveren van een fysieke
prestatie van zowel hond als begeleider bij speuroefeningen om
de reukzin te ontwikkelen, appèloefeningen om de gehoorzaamheid
te bevorderen en bij bijtwerk, zijnde een gevecht in spelvorm.
Ongetwijfeld zal bij deze activiteiten van een niet onaanzien
lijke fysieke inspanning van met name de hond sprake zijn, doch
ook hierbij dient weer te worden bedacht dat deze activiteiten -
gelet op eerdervermelde statutaire doelstelling - slechts als
"middel om te komen tot" en niet als doel op zichzelf dienen te
worden beschouwd. Daarnaast is de commissie van oordeel dat
bedoelde activiteiten niet helemaal passen in het begrip sport
beoefening, zoals dat in de Bredase praktijk met betrekking tot
erkenningsprocedures wordt gehanteerd. Bovendien komt het de
commissie voor, zoals hierboven reeds opgemerkt, dat de fysieke
inspanning in de eerste plaats door de hond wordt geleverd,
zodat ook bezwaarlijk sprake zal kunnen zijn van "sportbeoefe
ning door haar leden"Ook de spelvorm waarop de vereniging zich
beroept maakt slechts een ondergeschikt onderdeel van de totale
opleiding uit.
In dit verband verdient overigens vermelding dat in het verleden
in vergelijkbare gevallen, zoals duivensport- hengelsport-
en andere hondensportverenigingen dezelfde benaderingswijze is
gekozen. Met andere woorden, er is hier sprake van een al jaren
gevolgd consistent beleid ten aanzien van het erkennen van vere
nigingen als sportvereniging. De commissie is niet gebleken van
bijzondere omstandigheden, welke tot een afwijking van dat be
leid zouden nopen.
Uit het bezwaarschrift en met name tijdens de hoorzitting is de
commissie weliswaar gebleken dat het hier een vereniging be
treft, waarvan de leden op enthousiaste wijze en met grote inzet
met hun hobby - het africhten van honden - bezig zijn, maar dat
gegeven op zich biedt nog geen basis om tot erkenning van de
vereniging als sportvereniging te kunnen overgaan.
Concluderend is de commissie van oordeel dat het niet erkennen
van appellante als sportvereniging terecht heeft plaatsgevonden
en acht zij het daartegen ingestelde beroep ongegrond.
3. Voorstel.
Wij stellen u voor om overeenkomstig het advies van de Commissie
voor bezwaar- en beroepschriften te besluiten. Een ontwerp-be-
sluit is bijgevoegd.
- 4