nr. 42 en heeft laten weten het door haar eerder uitgebrachte advies onverkort te handhaven. De Commissie voor bezwaar- en beroep schriften is van oordeel, dat de welstandscommissie ook in haar nader advies kan worden gevolgd. De opvatting van de welstands commissie over de betekenis van het huidige (of een kwalitatief vergelijkbaar vervangend) pand voor het stadsbeeld ter plaatse, is in het advies van 12 januari 1989 diepgaand onderbouwd en beargumenteerd. Appellante heeft van dit advies kennis kunnen nemen. Het bevond zich bij de stukken in het proces-dossier. Niettemin is de onder b. en cweergegeven tegengestelde opvat ting van appellante nauwelijks - of eigenlijk helemaal niet - van argumenten voorzien. De opvatting van appellante omvat wei nig meer dan een conclusie. Enige onderbouwing daarvan - tegen de achtergrond van het uitvoerige advies van de welstandscommis sie - kon ook ter hoorzitting niet worden gegeven. Evenmin is ter hoorzitting duidelijk geworden, dat na een even tuele sloop van het huidige pand "binnen redelijke termijn zal worden gebouwd en de te realiseren bebouwing bijdraagt tot het stadsschoon" (citaat uit de van toepassing zijnde bepaling van de bouwverordening)De vertegenwoordigers van appellante konden tijdens de hoorzitting slechts garanderen dat er iets voor in de plaats zou komen en dat dat een "goed plan" zal zijn. Vooralsnog zou het vrijkomende perceel echter voor parkeerdoeleinden ge bruikt gaan worden. De commissie stelt vast dat van de in de bouwverordening genoemde waarborgen (bouwvergunning en bankga rantie) voor - qua architectuur - kwalitatief gelijkwaardige vervangende nieuwbouw, niet is gebleken. Concluderend is de commissie van oordeel dat de sloopvergunning terecht is geweigerd en dat het daartegen ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard. Bij een ambtshalve beoordeling van het weigeringsbesluit heeft de commissie geconstateerd dat artikel 305c, eerste lid, van de bouwverordening een limitatieve opsomming geeft van de gevallen, waarin de gevraagde sloopvergunning moet worden geweigerd. Een van die weigeringsgronden, namelijk die onder d.is in het weigeringsbesluit gebruikt. Hierover is in het bovenstaande reeds voldoende gezegd. Uit sub a. van bedoelde bepaling blijkt echter, dat de sloopvergunning ook dient te worden geweigerd indien de in artikel 56 van de Woningwet bedoelde toestemming tot slopen geweigerd is. Deze situatie doet zich hier voor. Beslissend in beroep ware weigeringsgrond a. alsnog aan het besluit toe te voegen. 3. Voorstel. Wij stellen u voor om overeenkomstig het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften te besluiten. Een ontwerp besluit is bijgevoegd. - 3 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 229