Model-APV
Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
1 De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan
het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere
wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoei
en, te knotten, op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving
door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en
overeenkomstig hun aanwijzingen.
2 Het is verboden langs de weg een voorwerp aan te brengen, te plaatsen of
te hebben dat aan het wegverkeer het uitzicht belemmert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk,
rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een open
bare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen, koekoeken e.d.
1 Kelderingangenkoekoekenindiepingen en andere lager dan de aangren
zende weg gelegen hetreedhare delen van een bouwwerk mogen geen ge
vaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.
2 Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende op voorzieningen
als bedoeld in het eerste lid aanschrijven tot het treffen van maatregelen in
het belang van de veiligheid van de weggebruikers.
3 Degene tot wie de aanschrijving is gericht, alsmede diens rechtsopvolger
is verplicht deze op te volgen.
4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 427, aanhef en
onder Ie of 3c, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.6 Verbod vuur te stoken
1 Het is verboden in de openlucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben,
behoudens
a. na een voorafgaande schriftelijke kennisgeving aan burgemeester en
wethouders, die ten minste 48 uur van tevoren door hen ontvangen dient
te zijn, en
II-1-8
Suppl. 2 - november 1988
2 Openbare orde
b. met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gegeven
voorschriften in het belang van de openbare veiligheid.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover het betreft:
a. het aanleggen, stoken of hebben van een vuur:
1onder het voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon;
2. op een afstand van meer dan 30 meter van een gebouw en van een opsta
peling van oogstprodukten;
3. op een afstand van meer dan 100 meter van een bos, van een heide- of
duinterrein en veengrond;
4. dat overigens geen gevaar oplevert voor de omgeving, en
5. waarvan kennis is gegeven aan de brandweer;
b. het koken, bakken of braden, indien dat geen gevaar oplevert voor de
omgeving.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover artikel 429
aanhef en onder Ie of 3e, van het Wetboek van Strafrecht of de (model)-
Brandbeveiligingsverordening van toepassing is.
Artikel 2.1.6.7 Rookverbod
Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in
duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de
door burgemeester en wethouders aangewezen periode.
Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebie
den of binnen een afstand van honderd meter daarvan brandende of smeu
lende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen ofte laten liggen.
Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover
het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Straf
recht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.8 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers bestemde deel van
de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere
scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben lager dan 2,2 meter boven
dat gedeelte van de weg
liet in het eerste lid gestelde verbod geldt niet t.a.v. prikkeldraad, schrik
draad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand
Suppl. 2 - november 1988
II-1-9