nr. 85 - de bouwvergunning moet worden verleend als geen van de in artikel 48 genoemde weigeringsgronden zich voortdoet. In het voorliggende geval werd in de eerste plaats geoordeeld, dat het bouwplan is strijd was met het bestemmingsplan. Deze strijdigheid kon weliswaar worden opgeheven door het verlenen van vrijstelling - daartoe is ook een procedure gevolgd - doch naar aanleiding van door derden ingediende bezwaren werd die vrijstelling niet verleend. De bouwvergunning is voorts gewei gerd wegens strijd met de gemeentelijke bouwverordening, meer in het bijzonder artikel 34, waarin is bepaald dat aan redelijke eisen van welstand dient te zijn voldaan. Beide weigeringsgron den zijn genoemd in artikel 48 van de Woningwet. In een beroepsprocedure als de onderhavige vindt een volledige toetsing plaats. Dit betekent dat bezien dient te worden - óók ambtshalve, buiten de in het beroepschrift aangegeven gronden om - of bij de beoordeling van de aanvraag al dan niet terecht is geconcludeerd dat zich hier een dubbele weigeringsgrond voor deed: strijd met het bestemmingsplan en strijd met de bouwveror dening. Beide weigeringsgronden zullen in het hiernavolgende nader worden onderzocht. Strijd met het bestemmingsplan. In de eerste plaats de geconstateerde strijd met het bestemmings plan. Volgens de bestreden beslissing van 19 april 1989 bestond de strijdigheid met het bestemmingsplan hierin, dat door de realisering van het bouwplan de voorgevelrooilijn zou worden overschreden Ter plaatse is van kracht het uitwerkingsplan "gedeelte HAM II noord-oost" van het bestemmingsplan "Kesteren". Op het betref fende perceel rust de bestemming "woondoeleinden Eho". De be stemmingsplanvoorschriften bevatten bepalingen, die de realise ring van een bijgebouw vóór de voorgevelbouwgrens uitsluiten. Met betrekking tot andere bouwwerken dan (bijgebouwen worden dergelijke voorschriften evenwel niet gegeven. Van belang is hier derhalve, of de op te richten carport als een "bijgebouw" - zoals in de bestreden beslissing kennelijk is gebeurd - of als een "bouwwerk, geen (bij)gebouw zijnde" dient te worden aangemerkt. Dit vraagstuk heeft zich eerder elders in het land reeds voorgedaan. In een tweetal uitspraken heeft de Afdeling rechtspraak van de Raad van State aan de kennelijke onduidelijkheid hierover een eind gemaakt door te bepalen dat een carport met maar één verticale wand, zoals in casu, als een "bouwwerk, geen (bij)gebouw zijnde" moet worden aangemerkt. Ten aanzien van bouwwerken zoals carports kent het bestemmings plan slechts bepalingen die de hoogte aan een maximum binden. Anders dan bij bijgebouwen staat het bestemmingsplan dus toe dat een carport ook vóór de voorgevelbouwgrens gebouwd wordt, al thans in ieder geval op de lokatie, zoals die in het bouwplan van de heer van Dijk is aangegeven. - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 430