aan de raad der gemeente Breda nr. 108 a OW/907903957 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van 36.000,00 ten behoeve van een standplaats op basis van artikel 10 van de Woonwagenwet In het kader van de opheffing van Driekoningenoord gaat het autobedrijf van A.J. Broeders zich vestigen op het perceel Kalshoven 46. Het betrokken perceel is door de N.V. BrIM in erfpacht uitgegeven aan A.J. Broeders. Om ter plekke te mogen wonen hebben wij aan A.J. Broeders op 21 maart 1990 ontheffing verleend als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet. Het bedrijfsgedeelte van de vestiging wordt door A.J. Broeders op eigen kosten gerealiseerd. Voor de woonwagenstandplaats bij zijn bedrijfsvestiging heeft hij een beroep gedaan op de betreffende rijkssubsidieregeling. Het bedrag van de subsidie, dat is toegekend bedraagt 36.000,00. De uitbetaling van het subsidiebedrag vindt plaats via een 15-jaarlijkse bijdrage, toe te kennen aan de gemeente. De gemeente is op grond van de betreffende subsidieregeling verantwoorde lijk voor de inrichting en financiering van de standplaats. A.J. Broeders heeft schriftelijk verklaard, dat hij de kosten van de inrichting van de standplaats, welke het bedrag ad 36.000,00 te boven gaan, voor eigen rekening neemt, zodat de gemeente alleen investeert tot het subsidiabele bedrag van 36.000,00. De opdracht tot uitvoering van de benodigde werken dient in dat licht bezien uit te gaan van A.J. Broeders. Na uitvoering van de werken zal de gemeente dan op basis van de overgelegde rekeningen het subsidiabele bedrag betalen Op grond van het bovenstaande stellen wij u voor een krediet van 36.000,00 beschikbaar te stellen ten behoeve van de inrichting van de bedrijfsstand- plaats van A.J. Broeders op het perceel Kalshoven 46. Wij hebben inmiddels machtiging verleend de noodzakelijke werken uit te voeren De commissie openbare werken en stedelijk beheer kan zich met dit voorstel verenigen Burgemeester en wethouders van Breda,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 535