Toelichting, behorende bij de bijdrageregeling
drempelbedrag bijzondere kosten.
1Algemeen
In het kader van de evaluatie van het minimabeleid 1989 is aandacht besteed
aan de bijdrageregeling sportieve voorzieningen. Geconstateerd is dat die
regeling in 1989 geen succes is geweest.
Als aanbeveling voor 1990 is vervolgens gedaan een bijdrageregeling in het
leven te roepen, welke recht zou geven op een bijdrage in het drempelbedrag
voor bijzondere kosten. Een dergelijke regeling is naar onze opvatting
effectiever, werkt op het moment dat de kosten gemaakt moeten worden en
omvat een grotere doelgroep dan het geval was onder de bijdrageregeling
sportieve voorzieningen.
Op grond van het Bijstandsbesluit Landelijke Draagkrachtcriteria (BLD) kan
bijstand worden verleend voor bijzondere kosten. Onder bijzondere kosten
verstaat het BLD die kosten, die niet behoren tot de algemeen noodzakelijke
kosten. Bijstand is mogelijk, indien de kosten hoger zijn dan f 171,-- per
jaar. Het bedrag van f 171,-- wordt het drempelbedrag genoemd, dat de
cliënt lx per jaar zelf dient te betalen.
Bijstandsverlening is niet alleen mogelijk aan mensen met een
minimuminkomen, maar ook aan burgers wier inkomen hoger is. Hun draagkracht
is dan bepalend voor de vraag of bijstand voor bijzondere kosten kan worden
verstrekt
Wanneer burgers derhalve bijzondere kosten hebben kunnen zij hiervoor
bijstand ontvangen. Op dat moment dienen zij zelf het drempelbedrag bij te
dragen. Veelal is dat een financieel onverwachte tegenvaller, die zeker
voor mensen met een minimuminkomen problematisch kan zijn.
In het kader van het door de gemeente Breda te voeren minimabeleid 1990
voorziet de hier voorgestelde regeling in een lokale bijdrage in het
drempelbedrag
Wij zijn van oordeel dat een dergelijk bijdrageregeling zich goed verdraagt
met de huidige stand van zaken in wetgeving rond de Algemene Bijstandswet.
In het kader van het experiment D'gemeenten zou juist in het kader van het
drempelbedrag een betere regeling komen, doch zulks is nog niet
gerealiseerd, aangezien als gevolg van de kabinetscrisis en -formatie dit
experiment niet is doorgezet. Hoe zulks ook zij, een en ander betekent
duidelijk dat de wetgever ten aanzien van het drempelbedrag genuanceerder
denkt dan in de wetgeving tot nu toe is vastgelegd.
Voorts past een dergelijke regeling naar onze opvatting in het denken over
de Algemene Bijstandswet en de voorgenomen herinrichting daarvan.
In de adviesaanvraag aan de S.E.R. over de herinrichting van de Algemene
Bijstandwet onderscheidt het kabinet twee vormen van bijstand:
1. algemene bijstand
2. bijzondere bijstand.
In de toelichting wordt vermeld dat met name onder het begrip bijzondere
bijstand - in een overigens ruimere betekenis dan thans het geval is -
plaats is voor een lokaal minimabeleid.
Het lokaal minimabeleid krijgt daarmee dus een plaats in de funktie van de
Algemene Bijstandswet.
Wij menen dat daarop vooruitlopend een regeling als thans wordt voorgesteld