Aangezien het bij het drempelbedrag veelal om een liquiditeitsprobleem gaat, ligt het naar onze mening voor de hand rekening te houden met de vraag of en zo ja, in welke mate liquide middelen beschikbaar zijn. Voor deze vraag zag ons college zich ook gesteld bij de Bijdrageregeling sportieve voorzieningen. Daarin werd voorzien in een regeling zoals ook hier wordt voorgesteld. Wij menen dat het alleszins juist is om op dit punt aan te sluiten bij het bepaalde in artikel 4 van de Bijdrageregeling Sportieve voorzieningen. Een en ander betekent voor een gezin, dat geen bijdrage verstrekt wordt indien het gezin beschikt over meer dan f.8.100,-- aan liquide middelen. Artikel 5 In dit artikel wordt een andere beperking geregeld. Onder de werking van het BLD vallen niet alleen burgers met een minimuminkomen, doch ook burgers wier inkomen hoger is. Bij de vaststelling van de bijstandsuitkering wordt dan rekening gehouden met de draagkracht welke zij hebben. In het kader van een te voeren minimabeleid zou het onjuist zijn wanneer iedereen - ongeacht zijn of haar inkomen - een beroep op een regeling kan doen die in eerste aanleg slechts voor mensen met een minimuminkomen werking dient te hebben. In deze bepaling wordt aan dat uitgangspunt gestalte gegeven door de bepaling dat op de bijdrage in mindering wordt gebracht 65% van het bedrag waarmee het minimuminkomen wordt overschreden. Uitgegaan is van 65% aangezien 35% van het verschil tussen het inkomen en het minimuminkomen als draagkracht wordt beschouwd in het kader van toepassing van het BLD. Na toepassing van het BLD is de "overschrijding" dus slechts 65%. Ter verduidelijking diene het volgende voorbeeld. Inkomen f 1.700,-- netto Bijstandsnorm f 1.500,-- Overschrijding f 200,-- Gemaakte kosten zijn: f 170,-- In aanmerking te nemen ingevolge deze regeling 65% x f 200,--= f 130, Maximale bijdrage is derhalve f 150,-- -/- f 130,--=f 20,--. Er zij op gewezen dat voor een dergelijk verzoek artikel 3 van de regeling geen belemmering vormt. De kosten waarvoor een bijdrage wordt gevraagd bedragen immers f 170,-- en dat is hoger dan het in artikel 3 bedoelde bedrag Hierbij is eenzelfde positie geschapen als bij iemand met een minimuminkomen. Een vergelijkende berekening moge zulks illustreren, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de bijzondere kosten f 300,bedragen. Cliënt A: Inkomen f.1.700, Kosten f.300,-- Drempelbedragf 171,-- Draagkrachtf.70,-- Bijstandsuitkering: 59,-- Voor eigen rekening: f 241, Bijdrage in drempel: f 20,-- Cliënt B: Inkomen f.1.500, Kosten f 3.00, Drempelbedrag: f 171,-- Draagkracht: F.0,00 Bijstandsuitkering: f.129,-- Voor eigen rekening: f.171,-- Bijdrage in drempel: f.150,--

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 69