nr. 146 ad V d. 8 In de vaststellingsprocedure van het onderhavige plan staat centraal of het centrum op de thans gedachte wijze ruimtelijk aanvaardbaar is. Voor wat betreft de principiële ruimtelijke aanvaardbaarheid speelt het beheer van het centrum geen rol. ad V e. Het feit dat op de bij het Koninklijk Besluit behorende kaart het hele centrum is omcirkeld betekent niet dat het gehele centrum verplaatst moet worden, maar dat het vereiste van een goede inpasbaarheid voor het gehele centrum geldt. ad VI a Via publikatie in óe pers en verspreiding van een uitleg is op voldoende wijze bekendheid gegeven aan de terinzagelegging van het ontwerpplan en de bezwaarmogelijkheden. Voorzover er al sprake is geweest van onzorgvuldigheid bij de verspreiding van de uitleg of de informatievoorziening door het gemeentelijk informatiecentrum is appellant - getuige het feit dat tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift is ingediend - in zijn bezwaarmogelijkheden niet aangetast. ad VI b. Verwezen wordt naar het gestelde onder I a. ad VI c. De in artikel 1 opgenomen begripsbepaling is overgenomen uit de Woonwagenwet omdat woonwagens vallen onder de werking van deze wet. ad VI d. Bij de behandeling van bezwaar II c. is al het nodige gezegd over vrijstel lingsbevoegdheden. Hierbij wordt naar het daar gestelde verwezen. Tevens willen wij nogmaals benadrukken dat tegen het verlenen van vrijstelling door belanghebbenden altijd een bezwaarschrift kan worden ingediend. ad VI e. Onder verwijzing naar hetgeen ten aanzien van dit punt reeds is opgemerkt, willen wij hier volstaan met op te merken dat kernpunt is dat toepassing van de anticipatieprocedure en de procedure vaststelling bestemmingsplan gescheiden procedures zijn en dat toepassing van de anticipatieprocedure formeel de beoordeling van tegen het bestemmingsplan ingediende bezwaren niet in de weg staat. ad VI f. Artikel 190 g.w. heeft geen betrekking op Kroonberoep bij bestemmingsplannen maar heeft betrekking op het spontane vernietigingsrecht door de Kroon. Overigens moeten onder "gevolgen" in de zin van artikel 190 g.w. worden verstaan rechtsgevolgen. De eventuele feitelijke gevolgen worden niet bestreken door artikel 190 g.w. Op grond van artikel 190 g.w. kan dan ook zeker niet gesteld worden dat het woonwagencentrum niet kan worden gehand haafd. ad VII a. Verwezen wordt naar het gestelde onder V e. ad VII b. Verwezen wordt naar het gestelde onder I a. ad VII c. Bij de behandeling van bezwaar I b. is al ingegaan op ons standpunt dat de rechtmatig tot stand gekomen standplaatsen in ieder geval bescherming moeten vinden in het overgangsrecht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1990 | | pagina 709