nr. 147
-6-
Ad 3
Appellanten stellen dat zij problemen hebben met het komen op de door
gangsweg Emerparklaan, omdat dit thans steeds via noodweggetjes dient te
geschieden.
Het tuincentrum zal voor cliënten in de toekomst alleen via omwegen bereik
baar zijn en via het industrieterrein alwaar groot en zwaar vrachtverkeer
af- en aanrijdt en men geen begrip heeft voor de overige weggebruikers.
Er wordt wel een weg aangelegd vanaf de Emerparklaan voor het industrie
terrein maar deze wordt niet doorgetrokken naar de Rietdijk. Er zou voor de
Rietdijk en Achter Emer ook een weg doorgetrokken moeten worden welke niet
via het industrieterrein loopt.
Appellanten hebben bezwaar dat de kinderen via het industrieterrein naar de
school moeten met alle gevaren vandien en bovendien een omweg van 2 km is.
Ad 4
Appellant heeft bezwaar tegen de in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen
verkeersontsluiting voor het landbouwverkeer vanaf de Rietdijk via het
bedrijventerrein naar de Emerparklaan. Bij zijn bedrijfsvoering levert dit
een geweldige extra belasting op aan rijafstand en tijd vooral nu de varkens-
mesterij in het belang van de woningbouw verplaatst zal worden naar het
noordelijk gelegen ruilverkavelingsgebiedAppellant verzoekt ter hoogte van
de voormalige Moerenstraat of Burgstsedreef een aansluitpunt te maken voor
bedienend verkeer vanaf en naar de Emerparklaan.
Ad 5
Appellant heeft er bezwaar tegen dat de weg die vanaf de Emerparklaan via
het bedrijventerrein naar de Rietdijk en Achter Emer loopt niet rechtstreeks
naar de Rietdijk wordt doorgetrokken (men moet straks een grote omweg
maken), dit temeer omdat een gedeelte van zijn bedrijf is gelegen in de
ruilverkaveling Haagse Beemden Oost en de kans groot is dat het Moerenpad en
de Rietdijk voor het doorgaand verkeer zullen worden afgesloten.
Appellant heeft tevens bezwaar tegen de komst van onordelijke bedrijven en
een sloopterrein aan de noordzijde van het plangebied. Hierdoor zal de
verkoopwaarde van zijn woning afnemen (planschade)
Ad 6
Appellant heeft bezwaren tegen de invulling van het plan en niet zo zeer
tegen het ontwerpplan als zodanig.
Appellant is van mening dat gezien de ligging van het plan aan de grens van
een waardevol gebied rekening gehouden dient te worden met de invloed ervan
op mens, dier en plant.
Het toelaten van bedrijven vallende onder de categorie 4 en 5 van de staat
van bedrijven c.q. inrichtingen is hem onduidelijk omdat naar zijn oordeel
het bijna onmogelijk is hinder als gevolg van verkeer en activiteiten op het
buitenterrein te beperken. Alleen bedrijven uit de categorieën 1, 2 en 3
dienen dan ook maar toegelaten te worden.
Appellant verzoekt het toelaten van onordelijke bedrijven alleen aan de
oostzijde van het plan (Markzijde) toe te staan. Een toevoeging bij gedachten-
streepje 6 op pagina 10 van de toelichting is dan noodzakelijk. Indien de
opmerking onder 5.2 deze strekking heeft kan toevoeging dat onordelijke
bedrijven aan de Markzijde zullen worden geprojecteerd voldoende zijn.
Appellant vindt het noodzakelijk dat de grotere uit te geven percelen welke
thans geprojecteerd zijn ter hoogte van het perceel Achter Emer 15 verplaatst
worden naar een locatie aan de Mark.
Appellant is van mening dat voor het terrein geen categorie A-inrichtingen
mogen worden toegelaten ook niet middels een ontheffingsprocedure.