-8-
nr. 147
ad 2
Voor de betekenis van het fietspad wordt verwezen naar het gestelde onder
ad 1. Het geplande fietspad is ca. 3 m breed met zijbermen van 1 m. Dit
geheel ligt ca. 4 m uit de gevel van de aanbouw en 7 m uit de voorgevel. Een
dergelijke afstand wordt meer dan voldoende geacht en biedt ook meer dan
voldoende mogelijkheden om door middel van bijvoorbeeld beplanting nog extra
privacy te creëren.
Het tracé is hier gelegd omdat het fietspad direct aansluit op de splitsing
van de Rietdijk en Achter Emer.
ad 3
In tegenstelling tot wat door appellanten verondersteld wordt voorziet het
bestemmingsplan in een directe ontsluiting van de Rietdijk en wel ter
plaatse van de hoofdtoegang van het bedrijfsterrein vanaf de Emerparklaan
aan de noordgrens van de bedrijfsbestemming (zie plankaart).
Dit vormt een zeer goede ontsluiting en men hoeft helemaal niet door het
bedrijfsgebied.
ad 4
Het gestelde onder 3 is ook hier van belang en vooralsnog wordt een extra
aansluiting ten noorden van het plangebied niet nodig geacht.
Het Moerenpad is bedoeld voor langzaam verkeer. Dit valt overigens buiten
het werkingsgebied van het onderhavige bestemmingsplan.
ad 5
Voor wat betreft de door appellant gemaakte opmerkingen over de ontsluiting
van het plangebied wordt verwezen naar het hiervoor gestelde onder 3.
Onordelijke bedrijvigheid c.q. een sloopterrein is aangrenzend aan de Achter
Emer niet mogelijk. Een zorgvuldige zonering heeft plaatsgevonden (zie ook
ad 6
Ten aanzien van mogelijk te lijden schade merken wij op, dat artikel 49 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening daarvoor een voorziening biedt (planschade
Bij aantoonbare schade kan bij de gemeenteraad een verzoek tot schadeloos
stelling worden ingediend. Tegen een besluit van de gemeenteraad is beroep
bij de Kroon mogelijk.
ad 6
Ter verduidelijking van het toelatingsbeleid inzake de zogenaamde categorieën
het volgende.
Conform het bestemmingsplan worden alleen categorie I- t/m III-bedrijven
c.q. inrichtingen toegelaten en middels vrijstelling categorie IV-bedrijven
c.q. inrichtingen. Deze laatste mogelijkheid is bovendien beperkt tot de
oostelijke zone en op de plankaart met aanduiding weergegeven. De grens van
de zone ligt meer dan 50 m van de Achter Emer vandaan. Deze zonering is
juist gedaan in verband met bescherming van de belangen van het gebied aan
de westkant van de Achter Emer.
Verder wordt opgemerkt dat de vrijstelling aan een aantal voorwaarden
gebonden is en ook getoetst kan worden aan de intenties van het plan zoals
dit in de toelichting is verwoord.
De locatie van onordelijke bedrijven is ook aan dit regime onderhevig, zal
evenmin kunnen grenzen aan de Achter Emer en zal ook aan de milieu-eisen
moeten voldoen. Tenslotte zal ook nog worden gelet op visuele hinderaspecten,
te bestrijden door groenaanplant aan de terreingrenzen.
Appellant doet enkele suggesties voor toevoeging aan de toelichting van het
bestemmingsplan ad 4.4 en 5.2.