- 3 -
nr. 151
uitsluitend het gedeelte van de lening dat betrekking heeft op
het niet gesubsidieerde gedeelte van de restauratiekosten,
verminderd met het gedeelte waarvoor een restauratiehypotheek
wordt verleend.
De mogelijkheid van een dergelijke garantstelling wordt mogelijk
door de bijgevoegde gemeentegarantie-regeling voor
restauratiefinanciering. Hierbij willen wij uitdrukkelijk
aantekenen, dat bij zowel de verordening als de met het NRF te
treffen regeling het primaat ligt bij de woonhuismonumenten in
eigendom bij natuurlijke rechtspersonen, terwijl in voorkomende
gevallen aparte voorstellen aan uw raad zullen worden voorgelegd.
4. Garantiefonds.
De hiervoor geschetste garantieconstructie brengt voor de
gemeente mogelijk verliezen met zich mee als gevolg van uit de
garantieregeling voortvloeiende aanspraken.
Teneinde het risico daarvan zoveel mogelijk te beperken is,
vooruitlopend op de besluitvorming door uw raad met het NRF de
constructie van een risicofonds besproken zoals omschreven in de
garantieregeling artikel 4 lid 2. De voeding van het fonds zou
kunnen geschieden door een opslag op het door het NRF te hanteren
rentepecentage dat in principe 0,5 onder de marktrente ligt.
Ervaringen elders hebben geleerd dat een opslag van 0,3%
voldoende kan worden geacht om de risico's af te dekken.
Wij hebben met het NRF behoudens uw goedkeuring afgesproken dat
garantieverlening door de gemeente ten behoeve van de
restauratiefinanciering zich dient te voltrekken binnen de
bestaande garantievoorwaarden, zowel voor natuurlijke als
rechtspersonen, met dien verstande dat wij met het NRF kunnen
instemmen dat de volgende zaken in acht worden genomen:
1. Ingevolge de van kracht zijnde gemeentelijke regeling mag de
te garanderen lening niet hoger zijn dan het
niet-gesubsidieerde gedeelte van de kosten. Het is echter
mogelijk dat de restauratiekosten hoger uitvallen dan de
subsidiabele kosten. In overleg met het NRF zal daarom de
"aanvaardbare kosten" per geval worden vastgesteld.
2. In de bestaande regeling wordt voorts uitgegaan van de
"getaxeerde vrijwillige onderhandse verkoopwaarde na
verbetering" als bovengrens voor garantieverlening. Het NRF is
van mening dat deze economische waarde voor monumenten
moeilijk te hanteren is en daarom "niet eigenlijk" voor de
gewenste constructie. Wij delen deze zienswijze van het NRF.
3. In verband met de subsidieconstructie van de RRM is het
Nationaal Restauratiefonds van mening dat de looptijd van een
restauratiehypotheek maximaal 35 jaar moet kunnen bedragen in
plaats van de gebruikelijke 30. Ook deze zienswijze wordt door
ons college onderschreven.
Ten aanzien van de garantieregeling voor rechtspersonen hebben
wij gemeend aan de bestaande regeling te moeten vasthouden. Dit
in tegenstelling met de opvatting van het NRF. Het Fonds is van
mening dat de bepalingen in de garantieregeling II-6 en II-9,
waarin sprake is van controle op begroting, winst- en
verliesbalansalsmede de boekhouding door het college van