169
2
Rijksconsulentschap Noord-Brabant van het Ministerie van Economische
Zaken, de Vereniging Binnenstad Breda en het K.N.O.V.-afdeling Breda.
De daaruit voortgekomen reacties zijn in voorliggend raadsvoorstel
verwerkt
PROBLEMATIEK.
Sinds het in 1973 geformuleerde regeringsstandpunt aangaande perifere
detailhandel hebben zich ontwikkelingen aan consumenten- en onderne
merszijde voorgedaan die van invloed zijn op de bestaande hiërarchische
structuur van de winkelvoorzieningen (stadscentra - stadsdeelcentra -
wijkcentra - buurtcentra).
Aan consumentenzijde wordt het ruimtelijk koopgedrag steeds meer
bepaald door factoren als prijs en tijd in combinatie met keuzemoge
lijkheden, terwijl aan ondernemerszijde sprake is van een toenemende
tendens tot schaalvergroting. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot
verstoringen van het evenwicht in de bestaande verzorgingsstructuur
onder andere doordat zich nieuwe vormen van grootschalige detailhandel
aandienden voor vestiging buiten bestaande winkelgebieden. Grootscha
lige meubeldetailhandelsbedrijven en bouwmarkten zijn hier het duide
lijkste voorbeeld van.
Om inzicht in de wijzigingen in de vraag- en aanbodstructuur in de
regio Breda te verkrijgen is een distributie-planologisch onderzoek
gehouden. Een gemeentelijk beleid inzake grootschalige perifere detail
handelsvestigingen dient immers op zo actueel mogelijke gegevens
gebaseerd te zijn. Voor de resultaten van het onderzoek wordt verwezen
naar de deelnota "de vraag- en aanbodstructuur in de volumineuze
detailhandel11
Eind 1984 heeft op rijksniveau een evaluatie plaatsgevonden van het
regeringsstandpunt van 1973 inzake perifere detailhandel. Dit omdat in
het regeringsstandpunt uit 1973 onvoldoende rekening werd gehouden met
het feit dat ook grootschalige meubeldetailhandel en bouwmarkten zich
in toenemende mate op perifere lokaties vestigden. De regering heeft
nieuwe richtlijnen geformuleerd met voor de meubeldetailhandel en
bouwmarkten het zogenaamde "driestappenmodel" (zie pag. 2 van de nota
onder punt 2.2).
Bij de herijking van ons beleid hebben wij dit "stappenmodel" als
uitgangspunt gehanteerd, waarbij in het afwegingsproces eveneens in de
beschouwing zijn betrokken de tijdige beschikbaarheid van locaties, de
economische haalbaarheid, de aanwezige infrastructuur en parkeermoge-
lijkheden, de bereikbaarheid per openbaar vervoer, de regionale positie
van Breda en de uit het gemeentelijk onderzoek geresulteerde evaluatie
resultaten.
EVALUATIE.
De evaluatie van het vigerende perifere detailhandelsbeleid heeft
plaats gevonden aan de hand van het eerder genoemde distributie-plano-
logisch onderzoek, het gevoerde ruimtelijk beleid en het juridisch
instrumentarium. Op grond van de volgende overwegingen kan geconclu
deerd worden dat het in de periode 1982-1990 gevoerde perifere detail
handelsbeleid van de gemeente Breda grotendeels als geslaagd kan worden
beschouwd: