219
sidiëring maakt sindsdien deel uit van de Subsidieverordening
welzijn 1987. Krachtens de van toepassing zijnde overgangsbepa
lingen dient het beroepschrift aangemerkt als zijnde ingediend
op grond van artikel 19, tweede lid, van de Subsidieverordening
welzijn 1987 en moet de beoordeling daarvan ook binnen de kaders
van deze subsidieverordening plaatsvinden. Inhoudelijk maakt dit
overigens geen verschil, omdat de normen en criteria van de
Sportsubsidieverordening 1986 nagenoeg ongewijzigd zijn verwerkt
in de algemene subsidieverordening.
Het beroepschrift is ingediend binnen de daarvoor gestelde ter
mijn, zodat appellante ontvankelijk kan worden geacht.
Inhoudelijk
Artikel 41, eerste lid sub b, van de Subsidieverordening welzijn
1987 - verder te noemen de subsidieverordening - maakt het moge
lijk om een eenmalige investeringssubsidie te verlenen in de kos
ten, verbonden aan het aanbrengen van voorzieningen welke nood
zakelijk zijn voor de sportbeoefening. In de door de raad op
grond van artikel 22 van de subsidieverordening vastgestelde
richtlijnen voor het terrein sportbeoefening, is dit onderwerp
nader uitgewerkt. Het noodzakelijkheidscriterium is echter, zo
als gezegd, in de subsidieverordening zelf neergelegd. Over de
vraag of een bepaalde voorziening al dan niet als noodzakelijk
dient te worden beoordeeld, kan uiteraard van mening worden ver
schild. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat een
baanverlichting niet noodzakelijk is om de tennissport op ade
quate wijze te kunnen beoefenen. Deze invulling van de beoorde
lingsruimte door het college wordt al sinds jaar en dag gehan
teerd. In het verleden zijn meerdere identieke subsidieverzoeken
op grond van dit beleidsstandpunt afgewezen. Door de Sportad-
viesraad is ten aanzien van de noodzakelijkheid een positief ad
vies uitgebracht, waarbij werd verwezen naar de bijzondere op
bouw van de bevolking in de wijk Haagse Beemden. Het college
heeft hierin echter onvoldoende grond gezien om haar standpunt
te wijzigen. Ook door appellante zélf wordt in het beroepschrift
de zienswijze van de Sportadviesraad gerelativeerd door de op
merking dat niet wordt uitgesloten dat de wijk Haagse Beemden in
dit opzicht geen uitzonderingspositie inneemt en dat ook andere
verenigingen baanverlichting momenteel als een noodzakelijk en
wezenlijk bestanddeel van hun accommodatie kunnen beschouwen.
Appellante heeft haar standpunt omtrent de noodzakelijkheid on
derbouwd met een verwijzing naar KNLTB-normen, waaruit zou blij
ken dat een onverlichte baan een capaciteit heeft van 70 vereni
gingsleden en een verlichte baan 90. Uit deze normen blijkt in
derdaad dat baanverlichting een capaciteitsuitbreiding tot ge
volg kan hebben. Niet is echter komen vast te staan, dat deze
voorziening om die reden dan ook noodzakelijk is.
De vereniging telt volgens haar eigen opgave momenteel 540 le
den. Met 6 onverlichte banen zou - bij hantering van de KNLTB-
normen - een capaciteit voorhanden zijn van 420 leden. Voor de
- 2 -