werd beschikt waarbij het bezwaar gegrond werd verklaard. De overweging om het bezwaar gegrond te verklaren was als volgt in de beschikking gemotiveerd: "Volgens de commissie voor bezwaar- en beroepsschriften geeft de tekst van de door de gemeenteraad vastgestelde regeling geen ruimte om aan het begrip "passende woonruimte" de door ons bedoelde beperkte uitleg te geven. En zo een dergelijke beperkte uitleg al had gekund - zo gaat de commissie verder - dan had dat heel duidelijk in de toelichting, die op de achterkant van het aanvraagformulier staat, tot uitdrukking moeten komen. Daarvan is volgens de commissie geen sprake. Daardoor wordt naar buiten toe de verwachting gewekt - vooral ook omdat de regeling is gericht op ouderen - dat ook in een geval als het uwe een recht op een bijdrage zou bestaan, aldus de commissie. Bovendien vindt de commissie dat noch uit de tekst van de regeling, noch uit de toelichting kan worden afgeleid dat het ook nog om iets anders gaat dan het bevorderen dat ouderen, die thans nog in eengezinswoningen wonen, omzien naar iets wat meer bij hun situatie past, zodat die eengezinswoningen vrijkomen Dit betekent, dat wij - zoals de regeling thans luidt - naar het oordeel van de commissie niet als weigeringsgrond mogen gebruiken dat niet wordt voldaan aan de doelstelling inzake het bevorderen dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Vanwege deze onduidelijkheden, en vanwege het feit dat U in ieder geval aan alle andere voorwaarden voldeed om voor een bijdrage in aanmerking te komen, heeft de commissie geadviseerd om Uw bezwaar gegrond te verklaren en alsnog een bijdrage te verlenen. Wij hebben overeenkomstig dat advies besloten" In het kader van de bijdrageregeling gaat het er in beginsel om, dat burgers een bijdrage kunnen ontvangen als zij van de ene vorm van zelfstandige huisvesting verhuizen naar een andere vorm van zelfstandige huisvesting. Het is niet tot bedoeling van de regeling geweest om bijdragen te verstrekken in situaties dat men naar een bejaardenhuis verhuist. Teneinde te voorkomen, dat in deze situaties op grond van de interpretatie van de vigerende redactie een bijdrage moet worden verstrekt is ons college van oordeel, dat de voorgestelde wijziging van artikel 4, lid 1 sub b noodzakelijk is. De vraag daarbij is dan of niet een eenvoudige uitzondering van verhuizing naar een bejaardenhuis kan worden volstaan. Ons college vindt van niet. Zo kan het zijn, dat een persoon, die tot de doelgroep behoort een kamer betrekt in de woning van een van de kinderen en daarvoor een beroep doet op het doorstromingsfonds. In de huidige redactie van artikel 4 is dit een bij betrokkene's situatie passende huisvesting. Een dergelijke situatie behoeft wellicht niet afgegrendeld te worden, doch de keuze voor een dergelijke vorm van huisvesting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 2075