RAADSVOORSTEL vervolg 253
kreeg appellante van de gemeente het bericht dat voor de borden
alsnog vergunning ingevolge de APV diende te worden aangevraagd.
Deze aanvraag werd gedaan. Zij werd in behandeling genomen als
een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 134 van de
APV. Deze bepaling handelt, voor zover hier van belang, over het
aanbrengen van commerciële reklame op of aan de weg. De vergun
ning kan volgens het vierde lid worden geweigerd indien de
reklame ontsierend is, danwel hinderlijk of gevaarlijk voor de
verkeersveiligheid. Door de welstandscommissie werd een negatief
advies uitgebracht. De politie en de directeur van het grondbe
drijf adviseerden positief.
Naar de mening van de commissie is ten onrechte toepassing
gegeven aan artikel 134 van de APV. Op basis van de ter hoorzit
ting gegeven informatie kan worden vastgesteld dat het hier niet
om commerciële reklame gaat, doch uitsluitend om richtingaandui-
dingsborden. Reeds op grond hiervan kan de bestreden beslissing
niet in stand blijven.
Voor het plaatsen van dit soort borden is niettemin een vergun
ning noodzakelijk op grond van de APV. Niet echter op basis van
artikel 134, doch op basis van artikel 11, eerste lid, sub b. De
commissie is nagegaan of in het kader van deze beroepsprocedure
de noodzakelijke vergunning alsnog zou kunnen worden verleend.
Daartoe heeft de commissie het volgende overwogen.
a. De door appellante geplaatste richtingsaanduidingsborden
voorzien in een duidelijke behoefte.
b. Deze behoefte wordt, gezien de grote hoeveelheid richtingaan-
duidingsborden in diverse maten en uitvoeringen, door vele
andere bedrijven op het industrieterrein Krogten eveneens
gevoeld
c. Krogten kent (nog) geen uniform richtingaanduidingsbordensys-
teem, zoals op het industrieterrein Moleneind. Appellante
heeft zich een nadrukkelijk voorstander getoond van een
dergelijk uniform systeem. Zolang dat er echter nog niet is,
zal op andere wijze in de gesignaleerde, behoefte moeten
worden voorzien. Appellante beschouwt de thans gekozen
oplossing binnen dat kader kennelijk dan ook als een tijde
lijke voorziening.
d. De welstandscommissie heeft een negatief oordeel over de
Makro-bordenAnders echter dan bij artikel 134 van de APV,
is bij artikel 11 de welstandsbeoordeling niet expliciet als
beoordelingscriterium vermeld. Dit betekent geenszins dat het
oordeel van de welstandscommissie niet in de belangenafweging
zou kunnen worden betrokken. Gezien de belangen van appellan
te bij het (tijdelijk) geplaatst mogen houden van de borden,
alsmede gezien de soberheid, qua uitvoering, afmetingen en
situering, van de borden, meent de commissie evenwel dat aan
het negatieve welstandsadvies geen overwegende betekenis kan
worden toegekend.
- 2 -