gemeente Breda RAADSBESLUIT 1991 /259a Registratie nr 916808349 Dienst/afdeling SECR/BEL De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met over name van de daarin vermelde overwegingen; gelet op de artikelen 272, aanhef en onderdeel a, en 273 van de gemeentewet en het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelas- tingen besluit vast te stellen de volgende verordening op de heffing en de in vordering van de onroerend-goedbelastingen Artikel 1 Belasting- 1Onder de naam "onroerend-goedbelastingen" worden plicht ter zake van binnen de gemeente gelegen onroe rende zaken - met uitzondering van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploi teerde cultuurgrond - twee directe belastingen geheven a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het belastingjaar van een onroeren de zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aan gemerkt als gebruik door het hoofd van dat huishouden b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerende zaak is afge staan, aangemerkt als gebruik door degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan; c. in geval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het belangrijkste gebruik in aanmerking genomen; 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het be gin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht was.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 2427