- 8 -
RAADSVOORSTEL vervolg 324
Een belangrijk element bij de "nadere onderzoeken" vormde ook de
exploitatie van de schouwburg. Wij hebben daarover al het nodige
gesteld bij de resultaten van de feasibilitystudie.
Ook is uitdrukkelijk aandacht besteed aan de horeca-exploitatie.
In de eerste plaats verwijzen wij hiervoor naar de "nadere
onderzoeken"waarin een aantal argumenten wordt aangevoerd om
de horeca-exploitatie in eigen hand te houden en niet te ver
pachten.
Uit exploitatie-ervaringen elders (culturele centra en theaters)
met vormen van Public-Private-Partnership (PPP) blijkt overigens
wel, dat een samenwerkingsverband, waarin de deelnemers (over
heid en particulier) vanuit hun eigen doelstelling en verant
woordelijkheid deelcontracten met elkaar aangaan, voor de
overheid zowel financieel als inhoudelijk de meest aantrekkelij
ke formule is.
Voorbeelden van de mogelijkheden zijn: grootschalige catering
bij grote evenementen en het zogenaamde "nazitten", samenwerking
met restaurantfuncties (theatermenu's, e.d. met abonnementen),
samenwerking met hotelfuncties (kamerboekingen voor artiesten en
gezelschappen, weekendarrangementen en combinaties toegangsbe
wijzen-overnachtingen) en overeenkomsten met betrekking tot
technische faciliteiten, apparatuur en personeel.
Om tot een bruikbare kwantificering te komen, is verder onder
zoek, waaronder gesprekken met potentiële partners, noodzake
lijk.
Zoals Uw raad bekend hebben wij ons op het standpunt gesteld,
dat overleg met derden over een dergelijke samenwerking eerst
zal plaatsvinden na het besluit over de resultaten van de
diverse onderzoeken, die thans voorliggen.
Overwegingen ten behoeve van de besluitvorming.
In vergaderingen van de raad is meermalen gediscussieerd over de
schouwburg. Unaniem is steeds het standpunt geweest, dat er een
nieuwe schouwburg diende te komen. Verdeeldheid was er over de
vraag, welke elementen onderdeel van de schouwburg dienden uit
te maken en hoe groot de zalen qua bezoekers dienden te zijn.
In de beeldbepaling van de nieuwe schouwburg varieerden de
terminologieën van "een schouwburg met allure" tot "sober en
doelmatig"
Alvorens te komen tot een concreet voorstel willen wij - naast
het eerder genoemde (programmatische) uitgangspunt - enkele
overwegingen ter tafel brengen.
In het kader van de aanwijzing van Breda tot stedelijk knooppunt
is door ons college een aantal beleidsvoornemens ontwikkeld. Op
het gebied van kunst en cultuur is als uitgangspunt genomen:
zorgdragen voor een veelzijdig aanbod van kunst en cultuur met
speciale aandacht voor verscheidenheid, vernieuwing en kwali
teitsverhoging. Dit stimuleert deelname aan de activiteiten,
waardoor de maatschappelijke functie van kunst en cultuur wordt
vergroot.
Dit houdt in - zo hebben wij verder verwoord in de nota "Breda
ligt goed" - dat de plannen zijn gericht op zowel het versterken
van de culturele infrastructuur door de voorzieningen en