326 17. Zoals koper bekend is staat op het gedeelte van het verkochte dat op de bij dit besluit behorende situatiete kening van het grondbedrijf met arcering is weergegeven, thans nog een school. De gemeente verplicht zich tegenover koper het vorenbedoelde gedeelte dat als parkeerterrein zal worden aangewend, op zodanig tijdstip aan koper vrij van bebouwing op te leveren, opdat koper daarop het parkeerterrein gerealiseerd kan hebben voor de datum van voltooiing en oplevering van de op te richten kantoorge bouwen. In verband daarmee is met koper overeengekomen, dat het perceelsgedeelte hem eerst op vorenbedoeld tijd stip wordt geleverd en dat hij ook eerst dan de daarvoor verschuldigde koopsom van 100.000,00 (zegge: éénhonderd duizend gulden) exclusief B.T.W. behoeft te betalen, welk bedrag begrepen is onder de onder I vermelde koopsom ad 865.000,00 (zegge: achthonderd vijfenzestig duizend gulden) 18. Koper of diens rechtverkrijgenden moeten gedogen, dat palen, lantaarnpalen, kabels, draden, isolatoren, roset- ten, aanduidingsborden en pijpleidingen, voor openbare doeleinden bestemd op, in, aan of boven het verkochte en de daarop opgerichte opstallen worden aangebracht en onderhouden, op de plaatsen waar en de wijze, waarop het college van burgemeester en wethouders dit nodig zal achten; omtrent bedoelde plaats en wijze wordt tevoren met de eigena(a)r(en) overlegd; koper of diens rechtverkrij genden zijn verplicht al hetgeen krachtens deze bepaling is aangebracht te laten bestaan. Het college van burge meester en wethouders zal in daarvoor in aanmerking komende gevallen een billijke vergoeding voor als gevolg van de bovengenoemde gedoging werkelijk geleden schade toekennen. 19. De bepalingen onder 7, 10, 11 en 18, alsmede deze bepaling, moeten bij elke vervreemding van het gehele voormelde onroerend goed of een gedeelte daarvan, alsmede bij elke toekenning van een zakelijk genotsrecht op het gehele onroerend goed of een gedeelte daarvan, aan de opvolgende eigena(a)r(en) of de zakelijk gerechtigde(n) worden opgelegd en worden bedongen ten behoeve van de gemeente Breda, tenzij de bedoelde bepalingen inmiddels zijn uitgewerkt; bij niet-nakoming van deze bepalingen verbeurt de nalatige partijzonder dat enige ingebreke stelling zal zijn vereist, ten behoeve van de gemeente Breda een direct opeisbare boete van 100.000,00.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 3331