- 5 - RAADSVOORSTEL vervolg 342 Met verwondering constateren wijdat de provincie rondom Breda ruim baan geeft aan kassenbouw en vollegrondstuinbouw. Een dergelijke ontwikkeling, direct grenzend aan grote delen van het centraal stedelijk gebied, beperkt de uitloopmogelijkheden vanuit de stad. Zo wordt naast de landschappelijke de ecologi sche en daarmee de woonkwaliteit, een van de belangrijkste reden waarom Breda een economisch groeigebied is, aanzienlijk aange tast. Wij vinden dat de glastuinbouw geconcentreerd moet worden in enkele gebieden. Wij denken aan de Plukmadensepolderde omgeving van Dongen en beperkt ten noorden van Prinsenbeek. Andere op de plankaart aangegeven tuinbouwgebieden zijn ons inziens landschappelijk en ecologisch veel te kwetsbaar, zoals de Rith en het dal van de Bijloop (dat het plan zelf ook aan geeft) het gebied bij Galder en het gebied Overaa bij het Mastbos. De omvang van het natuurkerngebied in en rond de Lage Vucht- polder is ons inziens om ecologische, landschappelijke en recreatieve redenen veel te klein. Wij willen er op aandringen het gebied alsnog het belang toe te kennen dat het Nationaal natuurbeleids- plan er aan geeft door het natuurkerngebied groter aan te geven. Tenslotte constateren wij dat de provincie in gebieden met mono-emissies, zoals de Peel, hoog inzet. In het gebied ten zuiden van Breda speelt echter en grote variëteit aan milieuproblemen. Te denken valt aan verzuring, vermesting, verdroging, maar ook aan verspreiding vanuit de tuinbouw, aan verstoring door recreatie, enzovoort. De regio staat sterk onder druk. Daarom pleiten wij voor een gebiedgerichte aanpak van het gehele zandgebied ten zuiden van Breda, zoals de provincie dat ook doet voor het rivieren gebied en midden Brabant. In dit kader verwijzen wij naar het Gemeentelijk milieubeleidsplan, waarin een project voor de regio zuid-Breda is voorzien. Breda is gaarne bereid in overleg met de provincie een nadere uitwer king voor het gebied te maken. c. elementen van de hoofdinfrastuctuur Het ontwerp-streekplan gaat uit van twee mogelijkheden voor het tracé van de hogesnelheidsspoorlijn. Het laten voortbestaan van onduidelijkheid voor zo'n belangrijk element in het provinciale planologische beleid door het opnemen van twee alternatieven is niet gewenst. Het geeft niet alleen rechtsonzekerheid maar ook, speciaal voor Breda, een grote belemmering van de ontwikkelingen. In onze brief aan de provincie dd. 26-6-1991 hebben wij aangege ven, dat Breda bereid is zich opnieuw te beraden over het "A-16-tracé"wanneer harde toezeggingen verkregen kunnen worden aangaande het medegebruik van de snelle lijn door ander perso nen- en goederenvervoer. Hiervan is echter nog geen sprake.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 3491