- 6 -
RAADSVOORSTEL vervolg /342
Wij vinden, alles afwegende, het openhouden van de mogelijkheid
langs Breda niet langer reëel, gezien ook de ontwikkelingen
hierover op nationaal niveau, het standpunt van de Belgische
regering, de milieubezwaren van het tracé langs Breda en de
belemmeringen die een reservering zou betekenen voor de ontwik
kelingen in Breda, waaronder die in de Haagse Beemden en in
Heilaar-Steenakker.
Met betrekking tot een directe spoorverbinding Breda-Oosterhout-
Gorinchem-Utrecht zal de provincie bij het Rijk en de NS aan
dringen op een haalbaarheidsstudie.
Wij vinden dat de provincie een krachtiger stellingname in moet
nemen vóór de aanleg van deze spoorverbinding, die naar onze
mening een belangrijk middel vormt om het autoverkeer in en rond
Breda te beperken en milieuhinder te voorkomen. Deze positieve
effecten zullen een uitstraling op de gehele regio West-Brabant
hebben. In het kader van een integraal mobiliteitsbeleid wijzen
wij tevens op de compenserende functie die een dergelijke nieuwe
treinverbinding zou moeten bieden voor het schrappen van de
verbreding van rijksweg A-27 uit het Tweede Structuur Schema
Verkeer en Vervoer.
Daarenboven zullen de ontwikkelingskansen en de betekenis van de
Bredase spoorzone als uit te bouwen A-locatie door een dergelijke
stellingname essentieel worden vergroot.
d. het bedrijventerreinen beleid
De uitgangspunten van het provinciaal bedrijventerreinenbeleid
en de vertaling hiervan in een regionaal structuurschema bedrij
ven- terreinen worden volledig onderschreven. Wel wordt nadruk
kelijk in twijfel getrokken of dit geformuleerde beleid zich in
de praktijk voldoende laat vertalen bij de in het ontwerp-
streekplan verwoorde ruimtelijke hoofdstructuur met name wanneer
we in dit kader het centraal stedelijk gebied bezien en de
stadsregionale begrenzing. Het structuurschema is immers gericht
op "een omvang voldoende en voldoende gevarieerd direct uigeef-
baar aanbod bedrijventerreinen", waarbij het accent ligt op de
stadsregio.
Samenvattend stellen wij uw raad voor bezwaar te maken tegen het
ontwerp-streekplan Noord-Brabant met betrekking tot:
een verruiming van het centraal-stedelijk-gebied bij Breda,
met name rondom Bavel en Dorst en ten noordwesten van
Teteringen en de Haagse Beemden;
het gebied de Rith buiten het centraal-stedelijk-gebied te
houden;
beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de tuinbouw
rond Breda, met name aan de westzijde, en een betere identi
ficatie van de belangen van landschap, ecologie en recreatie;