GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL
Registratie nr
Dienst/afdeling
Bij lage
1990 5
906814809
SECR/BJZ
BETREFT WIJZIGING REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VASTE ADVIESCOM
MISSIES
INLEIDING
Eind jaren zeventig werd de mogelijkheid ingevoerd dat burgers
spreekrecht hebben t.a.v. agendapunten op commissievergaderin
gen. Dit is later door de raad formeel vastgelegd in het Regle
ment van orde (besluit 12-02-1981).*
Dit voorstel strekt tot wijziging van enkele aspecten van deze
regeling
VOORSTEL
1. artikel 16 van het Reglement voor de vaste adviescommissies
aan burgemeester en wethouders te wijzigen als volgt:
1. Degene, geen lid zijnde van de commissie, die tijdens een
commissievergadering het woord wenst te voeren over een
blijkens de agenda ten behoeve van die vergadering
geagendeerd onderwerp, deelt ten minste twee maal vier en
twintig uren voor het aanvangsuur van die vergadering aan
de voorzitter mede:
a. zijn naam en adres en de naam of de namen van mogelijke
andere woordvoerders;
b. het agendapunt, waarover zal worden gesproken;
c. een schatting van het aantal te verwachten personen.
2. Van een mededeling als bedoeld in het eerste lid, geeft de
voorzitter zo spoedig mogelijk kennis aan de leden van de
betreffende commissie.
3. De voorzitter bepaalt op welk moment tijdens de vergade
ring en voor welke tijdsperiode spreektijd wordt toegewe
zen
4. De voorzitter geeft onmiddellijk nadat de insprekers het
woord hebben gevoerd aan de leden van de commissie gele
genheid om aan hen vragen te stellen.
5. Nadat de insprekers de gelegenheid hebben gehad om de door
de commissie-leden gestelde vragen te beantwoorden wordt
de beraadslaging in de commissie voortgezet.
6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing:
a. op een gecombineerde vergadering;
b. met betrekking tot een agendapunt inzake een bezwaar-
of beroepschrift.
MOTIVERING/TOELICHTING
Voorop staat, dat dit nuttige recht voor burgers om, te kunnen
communiceren met gekozenen op zich behouden moet blijven.
Na consultatie van het fractievoorzittersoverleg is er echter
voer gekozen om het voorzitterschap over de commissie tijdens
het inspreken niet te wijzigen en dit dus te laten berusten bij
het betreffend lid van ons college.
Verder wordt het wenselijk geacht om het moment van inspreken
alsmede de duur daarvan over te laten aan de voorzitter zodat
hiermee flexibel kan worden omgegaan.
De derde wijziging tot slot betreft het vastleggen van de reeds
gepraktiseerde mogelijkheid dat de leden van de commissie aan de
insprekers vragen kunnen stellen.