RAADSVOORSTEL vervolg 63 Uit constante jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak mag echter worden afgeleid dat een voorbereidingsbesluit onder omstandigheden moet worden aangemerkt als een beschikking, namelijk als het uitsluitend is genomen met het oog op de bouw van een bepaald project, zoals hier het geval is. Mede in verband met het vorenstaande kunnen bezwaarden in hun bezwaren worden ontvangen, hoewel het zeer de vraag is of zij door dit besluit rechtstreeks in hun belang (kunnen) worden getroffen (een van de eisen die de wet AROB ten aanzien van ontvankelijk heid stelt). Het bestreden voorbereidingsbesluit is namelijk niet genomen met het doel een wijziging aan te brengen in de ter plaatse al jaren gevestigde functie kantoordoeleinden evenmin als in de daar nu al toegelaten bebouwingsmogelijkheden. Inhoudelijk De bezwaren zijn gericht tegen de: a. bestemming "Bedrijven B" in het voorontwerp bestemmingsplan "Breda-Zuid-Oost" omdat die bestemming niet binnen de betrok ken woonomgeving zou passen; b. onzorgvuldige belangenafweging. Ad a Het bestreden voorbereidingsbesluit legt op het onderhavige perceel niet de bestemming "Bedrijven B". Deze bezwaren zijn dus kennelijk gericht tegen de in het voorontwerp bestemmingsplan "Breda-Zuid-Oost" aan het betrokken gebied gegeven bestemming "Bedrijven B" en kunnen dan ook alleen maar in het kader van de totstandkoming van dat plan aan de orde worden gesteld. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening is hiervoor een procedure aangege ven Ad b Deze bezwaren zijn niet gericht tegen het voorbereidingsbesluit - dat immers geen functie-wijziging van de ter plaatse al geruime tijd aanwezige kantoorbebouwing of een uitbreiding van de daar al toegelaten bebouwingsmogelijkheden beoogt - maar tegen de voor de kantooruitbreiding verleende bouwvergunning. Het voorbereidingsbesluit sec maakt immers geen bebouwing mogelijk maar opent alleen de mogelijkheid om een procedure tot het verlenen van bouwvergunning te kunnen voeren. Uw raad zou in dit kader enkel kunnen beoordelen of het openen van een dergelij ke mogelijkheid in planologisch opzicht kennelijk onredelijk is te achten. Gelet op het hiervoor al vermelde met betrekking tot de functie van de bebouwing alsmede gelet op het gegeven dat het voorbereidingsbesluit geen uitbreiding van de al toegelaten bebouwingsmogelijkheden beoogt, is géén sprake van kennelijke onredelijkheid in planologisch opzicht. In dit geval kan dan ook worden volstaan met de mededeling dat tegen de onlangs voor de kantooruitbreiding verleende bouwvergunning in het kader van de wet AROB bezwaren kunnen worden ingediend, van welke mogelijk heid overigens al gebruik is gemaakt. - 2 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 549