RAADSVOORSTEL vervelg 64
MOTIVERING/TOELICHTING
Het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften.
a. Inhoudelijk.
De voorliggende kwestie kan naar het oordeel van de commissie
niet los worden gezien van de voorgeschiedenis. Een korte
terugblik derhalve.
Nadat op 1 maart 1939 door burgemeester en wethouders vrijstel
ling en bouwvergunning was verleend, werd daartegen door of
namens vrijwel iedereen uit de directe woonomgeving bezwaar
gemaakt. Een van de omwonenden verzocht de Voorzitter van de
Afdeling rechtspraak van de Raad van State om de bouwvergunning
te schorsen. Het verzoek werd op 6 april 1939 afgewezen. Inmid
dels waren de bezwaarschriften van de buurtbewoners in behande
ling bij de commissie. In het kader daarvan werd op 11 mei 1989
ten stadhuize een hoorzitting gehouden ten overstaan van de
commissie
Uit het woonblok, dat wordt omsloten door de Ambachtenlaan,
Tinnegieterstraat, Koperslagerstraat en Speldenmakerstraatwas
door iedereen bezwaar gemaakt. Velen van hen waren op de hoor
zitting aanwezig en lieten er bij die gelegenheid niet de
geringste twijfel over bestaan dat het hen ernst was. Men wilde
hoe dan ook geen duivenhok in de buurt.
De commissie heeft zich diepgaand beraden over het uit te
brengen advies. Uiteindelijk adviseerde de commissie aan het
college om de vrijstelling en de bouwvergunning alsnog te
weigeren. Daarbij was niet zozeer de kwaliteit van de ingebracli
te bezwaren doorslaggevend, maar meer het gegeven dat de hele
buurt bezwaar maakte en het kennelijk van het grootste belang
vond om de komst van een duivenhok in de directe woonomgeving
tegen te houden. Dit gegeven, gerelateerd aan de inspraakgedach
te die in de Wet op de Ruimtelijke Ordening ligt opgesloten, wa
voor de commissie aanleiding om - zij het na ampele overweginge
- aan het belang van de buurtbewoners het grootste gewicht toe
te kennen. Beter gezegd: dat belang het voordeel van de twijfel
te geven. Het college besloot - eveneens na ampel beraad -
overeenkomstig het advies van de commissie.
Hangende de bezwaarschriftenprocedure had de heer Breedijk het
duivenhok voltooid. Dat was zijn goed recht: hij had immers in
die periode een geldige bouwvergunning en een schorsingsverzoek
was door de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak afgewezen.
Toen burgemeester en wethouders op 10 november 1989 het besluit
namen om de vrijstelling - en bijgevolg de bouwvergunning -
alsnog te weigeren, ontstond de situatie waarin vrijstelling en
bouwvergunning geacht moesten worden nimmer verleend te zijn
geweest. De consequentie hiervan wasdat het duivenhok geacht
diende te worden zonder bouwvergunning - klandestien derhalve -
te zijn gebouwd.