RAADSVOORSTEL vervolg 64 Mede op basis van deze bevindingen, heeft de commissie haar standpunt van vorig jaar herzien. De kernoverweging in dat vorige standpunt had te maken met het belang, gelegen in het geven van inspraak aan buurtbewoners bij planologische detailin vullingen in hun directe woonomgeving. Aan dat belang dient naar het oordeel van de commissie in de totale belangenafweging nog steeds een groot gewicht te worden toegekend. Deed dat gewicht vorig jaar de balans in de richting van de buurtbewoners door slaan, in het licht van de thans beschikbare informatie is de commissie van mening dat een andersluidend oordeel meer recht doet aan de werkelijke situatie en de daarbij in het geding zijnde belangen. b. Formele aspecten. Vanuit een procesrechtelijk oogpunt bezien doet zich in de voorliggende kwestie nog een probleem voor. Door de heer Ereedijk is bij de gemeenteraad beroep ingesteld tegen zowel het alsnog weigeren van de vrijstelling op basis van de bestemmingsplanvoorschriften, als de weigering bouwvergun ning. Het gaat. hier dus om twee - in juridisch opzicht te onderscheiden - beslissingen, doch het onderlinge verband is evident. Aantekening hierbij verdient, dat het zwaartepunt van de belangenafweging in de voorliggende kwestie zich concentreert rondom de vraag cf "nier wel of geen vrijstelling kan worden verleend. Het besluit omtrent de bouwvergunning volgt daarna min of meer automatisch, nu gebleken is dat de strijdigheid met het bestemmingsplan de enige weigeringsgrond was: als de noodzake lijke vrijstelling wordt verleend wordt daardoor de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan opgeheven en moet de bouwvergunning worden verleend; wordt de vrijstelling geweigerd dan is er dus strijd met het bestemmingsplan en dat. is een verplichte weigeringsgrond m.b.t. de bouwvergunning. Het is altijd zo geweest dat zowel tegen de weigering vrijstel ling als tegen de weigering bouwvergunning beroep kon worden ingesteld bij de gemeenteraad, op grond van de Wet op de Ruimte lijke Ordening respectievelijk de Woningwet. Bij een wijziging, enkele jaren geleder., van eerstgenoemde wet is de mogelijkheid, om bij de gemeenteraad in beroep te gaan tegen een weigering vrijstelling, komen te vervallen. Uit een aantal uitspraken van de AROE-rechter is inmiddels duidelijk geworden dat deze van mening is dat de vraag, of een dergelijke vrijstelling terecht is verleend of geweigerd, niet langer meer ter beoordeling van de gemeenteraad staat. Concreet betekent dit in het voorliggende geval dat de heer Ereedijk uitsluitend tegen het besluit tot weigering van de bouwvergunning in beroep- ken gaan bij de gemeenteraad. Tegen het besluit tot het weigeren van vrijstel ling had hij in beroep dienen te gaan bij de Afdeling recht spraak var de Raad van State. Toen de heer Ereedijk destijds werd gewezen op zijn mogelijkheden om zich tegen de beslissing van 10 november 1089 in rechte te verzetten, werd deze nuance ring niet vermeld. - 4 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 561